De grote vraag: is een uitbouw aan de achterzijde vergunningvrij?
Simpel is het antwoord niet. Vooral in de overgangsfase van de Omgevingswet. In de praktijk ontstaat verwarring over de verhouding tussen twee bepalingen: artikel 22.27 en 22.36 bruidsschat (tijdelijk omgevingsplan). Dit zijn uitzonderingen (lees: vergunningvrije gevallen) op de ruimtelijke vergunningplicht voor bouwen (artikel 22.26 bruidsschat). Bij bijvoorbeeld uitbouwen van een woning leidt dit tot verwarring. De kern is in ieder geval het volgende:
Stap 1: Valt het onder artikel 22.27 bruidsschat? Dan alleen vergunningvrij als aan de overige regels over het bouwen, in stand houden en gebruiken van bouwwerken in het (tijdelijk) omgevingsplan wordt voldaan. Maar let op: voordat naar de regels in het omgevingsplan wordt gekeken, moet artikel 22.36 erbij worden genomen.
Stap 2: Artikel 22.36 bruidsschat werkt aanvullend op artikel 22.27 bruidsschat. Dit betekent dat de bouwwerken die in artikel 22.36 staan sowieso vergunningvrij zijn ongeacht wat in het omgevingsplan staat.
Stap 3: Vergunningvrij is niet regelvrij. Controleer altijd op de overige regels van het Bbl en of de bruidsschatregels niet al zijn gewijzigd in het definitieve omgevingsplan.
Uitbouw: twee artikelen
Laten we eerst even de twee bepalingen naast elkaar leggen. Want pas als die duidelijk zijn, kan worden bepaald of een uitbouw vergunningvrij is of niet.
Artikel 22.27 bruidsschat – omgevingsplan onverminderd van toepassing
Artikel 22.27 bruidsschat stelt dat bepaalde bouwwerken — waaronder bijbehorende bouwwerken in achtererfgebied (artikel 22.27 onder a) — vergunningvrij zijn voor de zogenoemde omgevingsplanactiviteit (OPA) bouwen. Maar let op: alleen als ook aan de andere regels in het omgevingsplan over het bouwen, in stand houden en gebruiken van het bouwwerk wordt voldaan én het omgevingsplan verder geen aanvullende regels stelt waar niet aan wordt voldaan (zie toelichting bij artikel 22.27 bruidsschat). Dus:
- Niet voldaan aan materiële regels over bouwen, in stand houden of gebruiken van een bouwwerk in omgevingsplan?
- Binnenplanse vergunning OPA bouwen nodig als o.g.v. omgevingsplan met vergunning kan worden afgeweken. Let op: het is niet zo dat bij het niet voldoen aan regels uit het omgevingsplan de vergunningplicht van artikel 22.26 bruidsschat weer in het leven wordt geroepen. Deze vergunningplicht geldt niet als aan eisen in artikel 22.27 bruidsschat wordt voldaan, maar o.g.v. het omgevingsplan kan wel een andere vergunningplicht gelden, zoals de voormalige binnenplanse afwijking.
- Buitenplanse vergunning (BOPA) nodig (artikel 5.1 lid 1 onder a Omgevingswet (Ow)) als binnenplanse vergunning niet kan worden verleend of als niet aan de algemene bouwregels wordt voldaan waarvan niet met een binnenplanse vergunning kan worden afgeweken.
De check op de regels in het omgevingsplan vindt pas plaats als eerst naar artikel 22.36 bruidsschat is gekeken. O.g.v. dat artikel kan de uitbouw immers geheel (binnenplans en buitenplans) ruimtelijk vergunningvrij zijn.
Let op:
- Artikel 22.27 van de bruidsschat is een voortzetting van het voorheen geldende artikel 3 van bijlage II Besluit omgevingsrecht en werkt in essentie hetzelfde. Artikel 22.27 bruidsschat maakt, anders dan artikel 22.36, geen onderscheid tussen bouwen binnen en buiten de 4 meter zone. Als wordt voldaan aan de eisen van artikel 22.27 en ook aan de bouw- en gebruiksvoorschriften van het omgevingsplan, dan is het bouwwerk vergunningvrij voor het ruimtelijk deel.
- Als de activiteit valt onder artikel 22.28 bruidsschat dan is toch vanwege cultureel erfgoed een vergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwen (artikel 22.26 bruidsschat) nodig.
Artikel 22.36 bruidsschat – van rechtswege in overeenstemming met het omgevingsplan
Artikel 22.36 bruidsschat gaat nog een stap verder. Valt de uitbouw hieronder, dan hoef je niet meer te checken of het wel past binnen het (tijdelijk) omgevingsplan. Dan is dus geen binnenplanse of buitenplanse vergunning nodig. Dit komt door de voorrangsbepaling in de bruidsschat (artikel 22.1):
- De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet.
Artikel 22.36 staat in paragraaf 22.2.7.3 en gaat dus in principe bij strijdigheid vóór op het tijdelijke deel van het omgevingsplan (dus de bestemmingsplanbepaling).
Let op:
- artikel 22.36 is een voortzetting van artikel 2 bijlage II Bor. Bij artikel 22.36 wordt wel onderscheid gemaakt tussen bouwen binnen en buiten de 4 meter zone. Bij een afstand van meer dan 4 meter is bijvoorbeeld functionele ondergeschiktheid aan het hoofdgebouw van belang om een uitbouw direct zonder toets aan het omgevingsplan, vergunningvrij te kunnen plaatsen. De vraag wanneer een bouwwerk functioneel ondergeschikt is, komt aan de orde in de opinie van mijn collega, zie Tuinhuis: vergunningvrij of vergunning nodig? – Schulinck.
- Deze functionele ondergeschiktheid komt ook terug in artikel 22.37 bruidsschat. Dit artikel gaat over de situatie dat een deel van het bijbehorend bouwwerk binnen en een deel buiten de 4 meter zone ligt. In dat geval moet het gehele bijbehorende bouwwerk functioneel ondergeschikt zijn, tenzij er een inwendige scheidingsconstructie is aangebracht. Denk bijvoorbeeld aan een keuken die deels in een bijbehorend bouwwerk is gelegen en deels binnen en buiten de 4 meter zone ligt. Als in het bijbehorend bouwwerk een scheidingsconstructie is aangebracht, dan hoeft het deel dat buiten de 4 meter ligt niet functioneel ondergeschikt te zijn.
- Als de activiteit valt onder artikel 22.38 of artikel 22.39 bruidsschat dan is toch vanwege cultureel erfgoed / externe veiligheid een vergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwen (artikel 22.26 bruidsschat) nodig.
De check op de regels in het omgevingsplan vindt pas plaats als eerst naar artikel 22.36 bruidsschat is gekeken.
Van vergunningenjungle naar definitief omgevingsplan
De bruidsschat is het overgangsrecht van de oude Wabo naar de nieuwe Omgevingswet. Tot eind 2031 zijn de regels uit de bruidsschat (waaronder artikelen 22.27 en 22.36) leidend, tenzij gemeenten inmiddels eigen regels hebben opgesteld.
De gevallen genoemd in artikel 22.27 en artikel 22.36 bruidsschat kunnen gemeenten wijzigen of laten vervallen. De gemeenteraad bepaalt in het nieuwe deel van het omgevingsplan zelf voor welke bouwwerken een omgevingsvergunning nodig is voor de OPA bouwen. Dit zal via een wijziging van het omgevingsplan moeten gaan.
Uitdaging bij het wijzigen van deze regels richting het definitieve omgevingsplan is wel de zichtbaarheid hiervan binnen de viewer Regels op de Kaart van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het werken met de pons (alleen wijziging op locatie tonen, zie Wat is de pons en wat doet het? | Wegwijzer TPOD) of, bij het laten vervallen van een regel, het werken met een noemer kan duidelijkheid scheppen v.w.b. welke regels exact op welke locatie gelden. De noemer is de naam van het werkingsgebied waar de regel geldt. Een noemer is gekoppeld aan een geometrisch informatieobject (GIO) waarin het werkingsgebied door coördinaten is vastgelegd.
Let op: tekst loopt door onder afbeelding.
Conclusie
Juridisch gezien is het in de overgangsfase van de Omgevingswet vergunningvrij kunnen plaatsen van een uitbouw nog best wel een puzzel! En zolang gemeenten hun omgevingsplannen nog niet definitief hebben vastgesteld, blijft het navigeren tussen tijdelijk omgevingsplan en gewijzigde delen van het omgevingsplan. Als er wijzigingen worden aangebracht in het definitieve omgevingsplan, blijft het daarnaast ook nog een uitdaging hoe dit zichtbaar wordt via de Regels op de kaart. De intentie van een vereenvoudigd stelsel is helder. Echter, de ruimte en de verantwoordelijkheid die ligt bij gemeenten maakt dat het vergunningvrij kunnen plaatsen van een uitbouw wellicht niet zo simpel is door het verschillend wijzigen of laten vervallen van de regels in de bruidsschat.