Vanaf 1 januari 2021 is de Wet langdurige zorg (hierna Wlz) opengesteld voor mensen die hun leven lang intensieve ondersteuning nodig hebben vanwege een psychische stoornis. Dit betekent dat personen die een Wmo-indicatie hebben en een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg nodig hebben, over kunnen stappen op zorg op grond van de Wlz (Wlz-ggz). Het aantal aanvragen voor Wlz-ggz is 40% meer dan verwacht. Hierdoor is er een forse achterstand ontstaan bij het nemen van de besluiten op deze aanvragen. Om continuïteit te kunnen verzekeren aan deze kwetsbare doelgroep heeft de VNG ingestemd met een overgangsregeling. In deze bijdrage geef ik mijn visie op de vraag of dit terecht is.

Inhoud overgangsregeling

De overgangsregeling heeft alleen betrekking op cliënten met een psychische stoornis, die in 2020 een aanvraag voor een Wlz-indicatie hebben ingediend en Wmo-ondersteuning ontvangen. Het gaat met name om personen die een indicatie voor beschermd wonen hebben, maar het kan ook een inwoner zijn met extramurale ondersteuning vanuit de Wmo.

De VNG vraagt gemeenten in de ledenbrief voor inwoners met een Wmo-beschikking die geldig is tot 1 januari 2021 en waarvoor niet vast staat dat er een indicatie Wlz-ggz is of de zorgtoewijzing afgerond is:

  1. de Wmo-ondersteuning ambtshalve te verlengen tot 1 juli 2021;
  2. in de inkoop voor 2021 rekening te houden met de continuïteit van ondersteuning. Dit betekent dat gemeenten ook de aanbieder informeren over de verlenging van de Wmo-beschikkingen.

Inwoners met  een indicatie voor Wlz-ggz per 1 januari 2021 die voorheen Wmo ondersteuning via een pgb hadden, ontvangen tijdelijk een pgb van het zorgkantoor. Gemeenten hoeven daarvoor geen actie te ondernemen.

Waarom deze continuering nu bij de gemeente is neergelegd, blijft voor mij een vraag waar ik geen antwoord op kan geven.

Overgangsregeling onnodig?

Normaal gesproken stopt de ondersteuning vanuit de Wmo op het moment dat een cliënt een Wlz-indicatie ontvangt of aanspraak kan maken op verblijf en zorg vanuit de Wlz, maar weigert een aanvraag te doen. Wanneer een aanvraag is ingediend voor een Wlz-indicatie, maar hier nog geen besluit over is genomen, blijft de ondersteuning vanuit de Wmo gewoon doorlopen. Een overgangsregeling was hiervoor in mijn ogen dus niet nodig.

In de situatie dat er al wel een indicatie is voor de Wlz-ggz, maar de zorgtoewijzing nog niet heeft plaatsgevonden, vind ik het vreemd dat de gemeente de ondersteuning op grond van de Wmo moet verlengen. Gebruikelijk is dat de ondersteuning vanuit de Wmo nog maximaal 5 dagen bekostigd wordt en het zorgkantoor dit vervolgens overneemt. Uit de ledenbrief wordt mij niet duidelijk waarom het zorgkantoor nu maximaal dertien weken heeft om de zorgbemiddeling af te ronden. Het zorgkantoor heeft wettelijk gezien al de mogelijkheid om een Wmo maatwerkvoorziening te continueren en de met de zorgverlener gemaakte afspraken over te nemen, als het gaat om cliënten die in een Wlz-instelling willen wonen maar die zorg tijdelijk niet geboden kan worden (artikel 3.3.6a Wlz). Het had naar mijn idee meer voor de hand gelegen als het zorgkantoor gebruik had gemaakt van deze bevoegdheid en deze zo nodig tijdelijk was verruimd voor cliënten waarvoor nog niet duidelijk is wat de verzilveringsvorm van de Wlz-indicatie wordt. Waarom deze continuering nu bij de gemeente is neergelegd, blijft voor mij een vraag waar ik geen antwoord op kan geven.

Positief is natuurlijk wel dat de zorg aan de cliënten die het betreft ondanks de achterstanden die zijn ontstaan, hoe dan ook gecontinueerd wordt. Ook geeft de VNG in de ledenbrief aan dat de kosten voor cliënten die tussen 1 januari 2021 en 1 april 2021 worden geïndiceerd vanwege de vertraging bij het CIZ,  volledig worden verrekend in de uitname in 2021.  De kosten die gemeenten extra dienen te maken door de vertraging worden op deze wijze dus wel gecompenseerd.