Het komt wel eens voor dat iemand een Wmo-voorziening aanvraagt terwijl hij het probleem eigenlijk zelf al heeft opgelost. Neem bijvoorbeeld de situatie dat iemand bij de gemeente aanklopt voor hulp bij het huishouden, maar gedurende de aanvraag blijkt dat deze persoon zelf al een particuliere hulp in de huishouding heeft. Of wat te denken van de aanvraag van iemand die wel zelf een auto heeft, maar van u als gemeente een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een auto wil?

Regelmatig vragen gemeenten zich af hoe zij moeten omgaan met situaties als deze en of zij de gevraagde voorziening moeten verlenen. Degene die deze voorziening aanvraagt, lijkt immers zelfredzaam. In de eerste plaats is het van belang dat de gemeente goed onderzoekt of de aanvrager door zijn eigen oplossing inderdaad helemaal in zijn beperkingen is gecompenseerd. Als blijkt dat dit daadwerkelijk het geval is, dan kan de gemeente naar mijn mening de aanvraag afwijzen. De aanvrager heeft namelijk geen beperkingen in de zin van artikel 4 lid 1 van de Wmo.

Rechtbank: aanvraagster was zelfredzaam

Tot deze conclusie kwam ook de Rechtbank Noord-Nederland in een recente uitspraak (Rechtbank Noord-Nederland 22-10-2013, nr. Awb 13/729). In deze zaak ging het om een aanvrager die zelf een auto had en daarmee ook kortere afstanden zelf kon afleggen. Voor de langere afstanden kon zij, tegen een financiële vergoeding, een beroep doen op vrienden en familie. De rechtbank vond daarom dat belanghebbende haar vervoer zelf had geregeld en de gemeente geen voorziening hoefde te verstrekken voor het lokaal verplaatsen per vervoermiddel. De gemeente mocht terecht stellen dat aanvraagster in dit kader zelfredzaam was. Maar de rechtbank tekent hierbij wel aan dat er niet altijd gesteld kan worden dat iemand zelfredzaam is als hij een auto heeft. Er moet immers maatwerk worden geleverd.

Zijn kosten voor gebruik van auto algemeen gebruikelijk?

Maar stel nu, in het geval van de auto, dat de aanvrager aangeeft dat hij de auto wel zelf kan betalen, maar niet de kosten voor het gebruik ervan kan opbrengen. Hij zal dan wellicht zeggen de auto niet te kunnen gebruiken, en daardoor beperkt te zijn in het lokaal verplaatsen. Moet u als gemeente dan een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van het gebruik van een eigen auto? Veel gemeenten hebben wel in het beleid staan deze voorziening te verstrekken, maar moet je dit eigenlijk wel willen als gemeente? Deze voorziening is namelijk wel een beetje een vreemde eend in de bijt. Mag je er niet vanuit gaan dat wanneer iemand over een auto beschikt, de kosten voor het gebruik onlosmakelijk verbonden zijn aan het bezitten van een auto en dus algemeen gebruikelijk zijn? Een ieder die over een auto beschikt heeft immers deze kosten. Het gaat dan eigenlijk om een financieel probleem. Daarbij lijkt het verstrekken van een voorziening op een vorm van inkomensondersteuning. De Wmo is hier volgens mij niet voor bedoeld. Maar er zijn nog geen rechterlijke uitspraken bekend over dit soort situaties. Het zou interessant zijn bij de rechter te toetsen of deze redenering stand zal houden.

Wat als aanvrager zegt hulp op te zeggen of auto te verkopen?

Misschien geeft de aanvrager wel aan de hulp in de huishouding op te zeggen of de auto de deur uit te doen als u als gemeente geen voorziening verstrekt. Wat kan u dan doen? Natuurlijk kan er altijd een gesprek worden aangegaan met de aanvrager, maar verder staat de gemeente eigenlijk met lege handen. Deze persoon kan immers niet worden gedwongen de hulp of de auto aan te houden. En omdat er daarna wel weer beperkingen ontstaan in de zin van artikel 4 lid 1 Wmo, zal het college de aanvrager dan toch moeten compenseren en een voorziening moeten verstrekken.