Gemeenten zijn op grond van artikel 2.1.1 en 2.3.5 Wmo 2015 verplicht tot het compenseren van beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie. Een maatwerkvoorziening in de vorm van een verhuiskostenvergoeding kán in dat kader passende ondersteuning bieden. Maar komt een thuiswonende cliënt met een Wlz-indicatie hiervoor ook in aanmerking?

Gemeenten mogen de ondersteuning afstemmen op zorg en diensten op grond van andere wetgeving. Zo is in artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015, kort gezegd, bepaald dat de gemeente een maatwerkvoorziening kan weigeren, indien de cliënt aanspraak heeft op verblijf en de daarmee samenhangende zorg in een Wlz-instelling. Op deze regel geldt wel een uitzondering. In artikel 8.6a Wmo 2015 is onder andere geregeld dat artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015 niet geldt voor Wlz-gerechtigden die thuis wonen en een hulpmiddel of een woningaanpassing hebben aangevraagd. Hier doen echter zich 2 problemen voor.

Op de eerste plaats  ziet artikel 8.6a Wmo 2015 volgens de aanhef van dit artikel alleen op het jaar 2015. Strikt genomen geldt de uitzondering van artikel 8.6a Wmo 2015 dus niet meer, waardoor gemeenten maatwerkvoorzieningen mogen weigeren indien cliënten een Wlz-indicatie hebben. Er ligt echter een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer dat onder andere de Wmo 2015 met terugwerkende kracht, tot en met 01-01-2016, wijzigt in die zin dat gemeenten ook in 2016 woningaanpassingen en hulpmiddelen aan thuiswonende Wlz-geïndiceerden moeten verstrekken.  

Op de tweede plaats lijkt artikel 8.6a Wmo 2015 niet te zien op de verhuiskostenvergoeding. Artikel 8.6a Wmo 2015 spreekt van ‘woningaanpassingen’ en ‘hulpmiddelen’. Het begrip ‘woningaanpassing’ is in artikel 1.1.1 Wmo 2015 als volgt omschreven: ‘bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte’. Het lijkt mij duidelijk dat een verhuiskostenvergoeding hier niet onder valt. Het begrip ‘hulpmiddel’ is in artikel 1.1.1 Wmo 2015 omschreven als ‘roerende zaak die bedoeld is om beperkingen in de zelfredzaamheid of de participatie te verminderen of weg te nemen’. Maar is een verhuiskostenvergoeding wel een roerende zaak in de zin van de Wmo 2015? In de MvT op de Wmo 2015 staat dat het begrip ‘hulpmiddel’ wordt gebruikt ter aanduiding van een breed scala van roerende zaken die bedoeld zijn om beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie te verminderen of weg te nemen, zoals rollators, rolstoelen, middelen om het verrichten bepaalde handelingen te vereenvoudigen of mogelijk te maken etc. Een verhuiskostenvergoeding wordt hier niet genoemd. Dit geldt ook voor de MvT bij de Invoeringswet Jeugdwet (artikel 8.6a Wmo 2015 is met de inwerkingtreding van de Invoeringswet Jeugdwet ingevoegd).

Mijns inziens is een verhuiskostenvergoeding géén hulpmiddel in de zin van artikel 8.6a Wmo 2015. Hierdoor kan de gemeente een aanvraag van een thuiswonende Wlz-cliënt voor een maatwerkvoorziening voor een verhuiskostenvergoeding afwijzen op grond van artikel 2.3.5 lid 6 Wmo 2015. Dit zou echter wel betekenen dat thuiswonende Wlz-cliënten, die willen verhuizen naar een Wlz-instelling, tussen wal en schip vallen, nu de verhuiskostenvergoeding ook niet behoort tot de verzekerde zorg op grond van de Wlz.