Is airconditioning algemeen gebruikelijk? En rolluiken? Hierover kunnen verhitte discussies worden gevoerd. Het is niet alleen het weer dat dit soort vragen oproept. Er blijven ons vragen bereiken of diensten en hulpmiddelen als algemeen gebruikelijk kunnen worden beschouwd. Een definitief antwoord kunnen we –gegeven de huidige rechtspraak- vaak niet geven. Recent is geoordeeld dat brandstofkosten van een personenauto in beginsel algemeen gebruikelijk zijn (rechtbank Rotterdam 24-05-2016, nr. AWB - 15 / 2914), maar de eerste drie uur huishoudelijke hulp is dit –vanwege het kostenaspect- niet (rechtbank Zeeland-West-Brabant 23-06-2016, nr. AWB 15/6934).

In de Wmo 2015 is het begrip algemeen gebruikelijk, of een uitwerking hiervan, niet opgenomen. Volgens de Memorie van Toelichting hoeft het college geen maatwerkvoorziening te verstrekken wanneer diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die naar hun aard algemeen gebruikelijk zijn, uitkomst kunnen bieden voor een cliënt (TK 2013-2014 33 841, nr. 3, p 148). Veelal hebben gemeenten in de Wmo-verordening wel opgenomen wat hieronder wordt verstaan, waarbij dan vaak aansluiting wordt gezocht bij de jurisprudentie van de CRvB zoals die gold onder de Wmo 2007. De beoordeling of sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening ziet dan op het beantwoorden van de vraag of de cliënt over de voorziening zou kunnen beschikken indien hij geen beperkingen zou hebben gehad. Bij deze beoordeling kunnen de volgende criteria een rol spelen:

  • Is de voorziening gewoon verkrijgbaar?
  •  Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht?
  • Is de voorziening specifiek voor personen met een beperking ontworpen?

Maar dan zijn we er nog niet. Een voorziening kan nooit zonder meer algemeen gebruikelijk worden genoemd. Er moet steeds beoordeeld worden of de specifieke voorziening ook voor de cliënt in het concrete geval algemeen gebruikelijk is (zie CRvB 17-11-2009, nr. 08/3352 WMO).

Knelpunten in de toetsing 

De toetsing in jurisprudentie is niet altijd consequent en inzichtelijk: Wat ten eerste opvalt, is dat niet altijd consequent wordt getoetst aan de hiervoor genoemde criteria (zie bijvoorbeeld de hiervoor genoemde uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant) of dat de criteria wel worden genoemd, maar dat hieraan slechts ten dele worden getoetst (zie bijvoorbeeld genoemde uitspraak van de rechtbank Rotterdam). Daarnaast wordt de individuele toets veel teruggebracht tot de conclusie dat een voorziening voor eiser(es) algemeen gebruikelijk is of wordt volstaan met de conclusie ‘niet gebleken is dat dit voor eiser(es) anders is”.

Individuele toets: Het criterium dat steeds beoordeeld moet worden of de specifieke voorziening ook voor de cliënt in het concrete geval algemeen gebruikelijk is, betekent dat diensten en hulpmiddelen niet categoriaal kunnen worden aangemerkt als algemeen gebruikelijk. Gemeenten kunnen in het beleid voorzieningen benoemen die algemeen gebruikelijk zijn, maar zullen in aanvulling hierop altijd moeten toetsen of sprake is van financiële draagkracht (waarbij gelet op de jurisprudentie kennelijk alleen rekening mag worden gehouden met het ontbreken hiervan). Ook andere persoonlijke omstandigheden zoals leeftijd en gezinssamenstelling kunnen een rol spelen in deze benadering. De meeste gemeenten hebben dit overigens ook in het gemeentelijk beleid vastgelegd.

Gewoon verkrijgbaar: Hoe moet dit begrip worden getoetst? Tegenwoordig richten aanbieders van zorghulpmiddelen zich direct tot de consument en zijn zorghulpmiddelen in veel gevallen voor consumenten gewoon verkrijgbaar. De zorghulpmiddelen worden aangeboden in hiervoor bestemde verkooplocaties, in supermarkten (rollators bij supermarkt Lidl) maar ook steeds meer via webshops.

Prijs vergelijkbaar met prijs van andere algemeen gebruikelijke voorzieningen: Is dit een criterium dat goed toetsbaar is en nog enig gewicht in de schaal werpt? Een fiets met trapondersteuning wordt kennelijk vergeleken met een bromfiets. Maar moet je altijd consequent vergelijken met een alternatief, en wat is dat dan bij rolluiken of bij airconditioning?

Specifiek ontworpen voor personen met een beperking: Het criterium dat wellicht nog het meeste houvast biedt is of een voorziening specifiek ontworpen is voor personen met een beperking. Overigens valt daarbij de kanttekening te plaatsten dat voor veel voorzieningen geldt dat deze eertijds wel zijn ontworpen voor personen met beperkingen, maar nu voor eenieder beschikbaar zijn onder het motto ‘gemak dient de mens’ (denk bijvoorbeeld aan elektrisch verstelbare bedbodems). Kortom, het gaat er om of de voorziening specifiek wordt aangeboden voor personen met een beperking. Te strikt kan deze definitie niet worden gehanteerd. Een brommobiel of Canta wordt vooral gekocht door of voor personen met een beperking. Echter, ook jongeren zonder beperkingen willen deze vervoersmiddelen nog wel eens aanschaffen.

Opinie: tijd voor een nieuwe invulling van het begrip algemeen gebruikelijk

Criteria die bij toetsing geen of onvoldoende houvast bieden, kunnen m.i. beter vervangen worden door een nieuwe set van criteria. Het blijft immers van financieel belang om voorzieningen van verstrekking uit te zonderen die een niet beperkte persoon als regel zelf aanschaft, en daarvoor zijn criteria nodig die een voorspellende werking hebben en bij toetsing in Groningen dezelfde uitkomst geven als in Limburg. Aangezien in de wetsgeschiedenis verwezen wordt naar het begrip algemeen gebruikelijk, zal de praktijk het met dit begrip moeten doen. Bij gebreke van een wettelijke definitie van wat als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd, zouden gemeenten wel de stoute schoenen kunnen aantrekken om in de verordening en/of het gemeentelijk beleid het begrip opnieuw invulling te geven door het formuleren van nieuwe criteria. En wellicht is ook de rechtspraak hiermee op termijn te bewegen om hierin te volgen. Hierbij alvast mijn voorzet.

Een voorziening is algemeen gebruikelijk, op het moment dat deze:

  • In betekenende mate wordt aangeschaft voor personen zonder beperking, en;
  • financieel bereikbaar is voor personen met een inkomen op het niveau van het sociaal minimum, al dan niet door reservering voor de kosten.

Is dit een sluitende en praktische definitie, of heeft u wellicht een betere?