Tegenwoordig eindigt 1 op de 3 huwelijken in een scheiding. Voor alle partijen een vervelende situatie, zeker als er kinderen in het spel zijn. Bij het uitvoeren van de Wmo kan een scheiding, waarbij er een of meerdere kinderen met beperkingen zijn, vragen oproepen voor gemeenten. Is de gemeente bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het uitvoeren van een woningaanpassing in de nieuwe woningen van beide ouders (ervan uitgaande dat beide woningen in uw gemeente staan)? Of kan worden volstaan met het aanpassen van één woning?

Als één van de ouders in de – aangepaste – ouderlijke woning blijft wonen, moet dan ook de woning van de vertrekkende ouder worden aangepast? En maakt het hierbij verschil of ouders kiezen voor co-ouderschap, of voor een gewone omgangsregeling? Er is helaas nog geen jurisprudentie met betrekking tot deze vragen, dus het is afwachten wat het oordeel van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in deze is, maar vooruitlopend op een uitspraak geef ik u graag mijn mening.

Co-ouderschap en woningaanpassingen

Indien de ouders kiezen voor co-ouderschap geven ze hiermee aan dat ze de kinderen na de scheiding gezamenlijk willen blijven opvoeden, waarbij de kinderen deels bij hun vader en deels bij hun moeder wonen. Het is niet noodzakelijk dat de kinderen voor 50% bij de vader en 50% bij de moeder verblijven, maar vaak wordt wel voor deze verdeling gekozen. De ouders dienen in onderling overleg overeen te komen op welke wijze het co-ouderschap wordt ingevuld.

Er bestaat geen jurisprudentie over co-ouderschap in relatie tot woningaanpassing in het kader van de Wmo. Er is dus nergens bepaald of de gemeente één of twee woningen moet aanpassen. Wel kan een persoon volgens CRvB niet in meerdere gemeenten tegelijk woonplaats kan hebben (zie CRvB 22-09-2010, nr. 09/1743 WMO). Maar de CRvB zegt níet dat dit ook betekent dat een gemeente maar één woning aan hoeft te passen. Bij co-ouderschap is het lastig om het hoofdverblijf te bepalen:  het lijkt erop dat het kind in beide woningen hoofdverblijf heeft, aangezien de ouderlijke taken gelijk worden verdeeld. Tevens dient rekening te worden gehouden met artikel 4 lid 2 Wmo, waarin is bepaald dat het college bij het bepalen van de voorziening rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, waaronder verandering van woning in verband met wijziging van leefsituatie. Gelet op dit artikel valt een scheiding, die als gevolg heeft dat het kind bij de vader én de moeder woont op basis van co-ouderschap, mijns inziens onder een wijziging van leefsituatie waarmee het college rekening moet houden bij het compenseren van beperkingen. Ik ben daarom van mening dat in het geval van co-ouderschap beide woningen moeten worden aangepast op grond van de Wmo (mits beide woningen in uw gemeente staan).

Gewone omgangsregeling: feitelijke situatie van belang

Naast co-ouderschap kunnen ouders ook kiezen voor een gewone omgangsregeling. Bij co-ouderschap worden de opvoeding, kosten en de verzorging van het kind zoveel mogelijk gelijk verdeeld; bij een omgangsregeling liggen de verzorgende taken veelal bij één ouder. Dit betekent mijns inziens ook dat het kind met beperkingen maar in 1 woning zijn hoofdverblijf kan hebben en dat de gemeente dus maar 1 woning hoeft aan te passen. Welke woning dit is, is afhankelijk van de feitelijke situatie. De gemeente zal dan goed moeten onderzoeken waar het kind het merendeel van de tijd verblijft. De feitelijke situatie is hierbij dus van groot belang.

Overige oplossingen

Voordat de gemeente besluit 1 of 2 woningen aan te passen, is het verstandig om eerst te onderzoeken of van de ouder(s) kan worden verlangd dat ze verhuizen naar een geschiktere woning of een beter geschikt te maken woning. Het college zal een belangenafweging moeten maken tussen verhuizen en het aanpassen van de huidige woning waarbij alle relevante omstandigheden dienen te worden meegewogen.

Tot slot zou een andere oplossing van het probleem kunnen zijn dat de ouders wisselen van woning zodat het kind in de aangepaste of nog aan te passen woning kan blijven wonen. De ouders kiezen er immers zelf voor om te gaan scheiden en je zou kunnen redeneren dat ze de gevolgen hiervan zelf moeten oplossen. Dit is echter een vergaande maatregel die mijns inziens niet verplicht kan worden. De gemeente kan het in een gesprek natuurlijk wel bespreekbaar maken met de ouders.