Staatssecretaris van Rijn heeft recent een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over brede voortgang onafhankelijke cliëntondersteuning. Hij constateert dat lang niet iedereen bekend is met het recht op gratis onafhankelijke cliëntondersteuning. Voorts wijst hij op het belang van de kwaliteit en onafhankelijkheid van de cliëntondersteuning en geeft hij aan wat hij hieronder verstaat. Dit roept de vraag op wat verstaan moet worden onder onafhankelijkheid. Mag een cliëntondersteuner bijvoorbeeld ook werkzaam zijn in een wijkteam dat belast is met indicatiestelling?

Aan welke algemene eisen moet cliëntondersteuning volgens de wet voldoen? Cliëntondersteuning is onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening. De cliëntondersteuning in de Wmo geldt voor het hele sociale domein en andere levensdomeinen (artikel 1.1.1 Wmo 2015). Het college draagt er zorg voor dat voor ingezetenen cliëntondersteuning beschikbaar is (..) en dat het belang van betrokkenen het uitgangspunt is (artikel 2.2.4 lid 1 en 2 Wmo 2015). Verder wijst het college de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid van gratis cliëntondersteuning (artikel 2.3.2 lid 3 Wmo 2015).

Onafhankelijkheid cliëntondersteuning

Met betrekking tot de onafhankelijkheid van de cliëntondersteuner stelt de Memorie van Toelichting (TK 2013-2014, 33 841, nr. 3) op de Wmo 2015 het volgende: “De regering benadrukt dat een goede cliëntondersteuning professionaliteit veronderstelt, waarbij het belang van de betrokken cliënt het uitgangspunt in die ondersteuning dient te zijn. Dit vraagt om een professionele autonomie, vergelijkbaar met functionarissen in de positie van sociale raadslieden, maatschappelijk-werkers en ouderenadviseurs. Met het oog hierop wordt met dit wetsvoorstel geregeld dat gemeenten er zorg voor dragen dat cliëntondersteuning vanuit dit uitgangspunt wordt vormgegeven. Dit geldt zowel voor de situatie waarin gemeenten cliëntondersteuning van derden betrekken als de situatie waarin cliëntondersteuners hun activiteiten vanuit de gemeente verrichten.” Verder is volgens de Memorie van toelichting  (MvT) op de Wmo 2015 (pagina 108 en 116) cliëntondersteuning een algemene voorziening. Bij behandeling van de Wmo 2015 in de Tweede Kamer is door de Regering verder aangegeven: “Er moet sprake zijn van cliëntondersteuning die onafhankelijk is van de belangen van de werkgever en waarbij het belang van de cliënt centraal staat” (TK 2013-2014, 33 841, G). ”Er mag geen belangenverstrengeling plaats vinden tussen ondersteuning van de cliënt en behandeling van de aanvraag (TK 2013-2014, 33 841, G)”. In dit verband wijst de staatssecretaris in zijn brief op het beroepsprofiel en de beroepscode van de  ‘Beroepsvereniging van cliëntondersteuners voor mensen met een beperking’ (BCMB). De beroepscode van de BCMB zegt over onafhankelijkheid: ‘Onafhankelijk wil zeggen dat de cliëntondersteuner naast de cliënt staat en geen andere belangen nastreeft’. BCBM heeft ook een beroepsregister voor cliëntondersteuners ingesteld.

Onafhankelijk wil zeggen dat de cliëntondersteuner naast de cliënt staat en geen andere belangen nastreeft.

Kortom, de visie van de Staatssecretaris strookt met de wetsgeschiedenis. De onafhankelijkheid van de cliëntondersteuner is voldoende gewaarborgd als sprake is van professionele autonomie van de cliëntondersteuner. Mag een cliëntondersteuner wel deel uitmaken van een wijkteam? Het komt immers regelmatig voor dat een gemeente een  organisatie, zoals MEE, contracteert die tegelijk deelneemt aan een wijkteam dat verantwoordelijk is voor indicatiestelling. Gelet op de visie van de wetgever kan ook in die situatie sprake zijn van onafhankelijke cliëntondersteuning, mits de cliëntondersteuner voldoende onafhankelijk zijn/haar werk kan doen. De gemeente zal m.i. echter wel de kaders moeten stellen om te waarborgen dat deze professionele autonomie daadwerkelijk is gewaarborgd.

Aanbeveling

Gemeente én cliënt zijn gebaat bij goede cliëntondersteuning. Dit kan misverstanden en onnodige procedures voorkomen. De waarborg van onafhankelijkheid behoeft m.i. niet zover te gaan de cliëntondersteuning wordt geboden vanuit een organisatie die onafhankelijk van de gemeente is, maar de gemeente zal wel moeten waarborgen dat de cliëntondersteuning onafhankelijk kan werken. Met name in de situatie dat cliëntondersteuning plaatsvindt vanuit een organisatie die ook betrokken is bij de indicatiestelling. De gemeente zou er m.i. in dit verband goed aan doen om aan haar inwoners een cliëntondersteuner te bieden die aangesloten is bij de BMCB. Daarmee is enige onafhankelijkheid en professionaliteit gewaarborgd. Een andere optie is dat een gemeente niet slechts één organisatie voor cliëntondersteuning contracteert, maar meerdere (waabij de cliëntondersteuners aangesloten zijn bij de BMCB). Hiermee wordt alle schijn van belangenverstrengeling voorkomen en heeft de cliënt ook enige keuzevrijheid.