Regelmatig zie ik op onze helpdesk vragen voorbij komen over alcoholmisbruik door belanghebbenden en de eventuele gevolgen daarvan voor Wmo-voorzieningen. Meestal betreft het vragen over alcoholgebruik en het verstrekken van een scootmobiel. Maar ook bij andere voorzieningen speelt de vraag of het college een aanvraag mag afwijzen of een Wmo-voorziening mag weigeren als belanghebbende een alcoholverslaving heeft. Het antwoord op deze vraag kan per geval verschillen. Het college heeft een compensatieplicht en daar mag niet snel van worden afgeweken. Goed onderzoek en een heldere geest is gevraagd van de consulent.

Scootmobiel

Als het om een scootmobiel gaat, is de kernvraag of een scootmobiel voor belanghebbende met een alcoholverslaving een compenserende voorziening is. Om die vraag te kunnen beantwoorden, moet het college onderzoeken of belanghebbende veilig en adequaat met de scootmobiel kan omgaan . Indien dat, ondanks het alcoholmisbruik, het geval is, is er geen grond voor afwijzing, beëindiging of intrekking van de voorziening. Als de alcoholverslaving er echter voor zorgt dat de belanghebbende niet veilig en adequaat gebruik kan maken van een scootmobiel, is dit geen compenserende voorziening in de zin van artikel 4 Wmo.

Dit betekent echter niet dat het college dan klaar is en geen vervoersvoorziening hoeft te verstrekken. Belanghebbende heeft beperkingen bij het lokaal verplaatsen en het college heeft een compensatieplicht. Er zal dan ook moeten worden gezocht naar een andere, wel compenserende, vervoersvoorziening. De rechtbank Roermond (Rechtbank Roermond 11-02-2010, nrs. AWB 10/41 e.a.) heeft een zaak behandeld waarin het college de aanvraag van belanghebbende voor een scootmobiel had afgewezen. Als reden had het college aangevoerd dat belanghebbende met regelmaat alcohol gebruikt. Het werd niet veilig geacht om belanghebbende gebruik te laten maken van een scootmobiel. De rechtbank is van oordeel dat het college onvoldoende heeft onderzocht in hoeverre belanghebbende daadwerkelijk de verkeersveiligheid in gevaar zou brengen en of er wellicht een scootmobiel verstrekt zou kunnen worden onder het stellen van bepaalde voorwaarden of voorschriften, zoals bijvoorbeeld een regelmatige of periodieke meldingsplicht. Daarbij komt dat het onderzoek van het college er, na de afwijzing van de scootmobiel, ten onrechte niet op gericht is geweest vast te stellen welke voorziening in het individuele geval van belanghebbende wél is aan te merken als een compenserende voorziening als bedoeld in artikel 4 Wmo.  

Of een scootmobiel mag worden geweigerd of ingetrokken in verband met een alcoholverslaving hangt dus af van het onderzoek en of dit zorgvuldig is geweest. Van belang is dat het college niet kan volstaan met afwijzing of intrekking, maar ook onderzoek moet doen naar een compenserende oplossing.

Overige voorzieningen en alcoholverslaving

In het geval van een scootmobiel en een alcoholverslaving is het gevaar voor de veiligheid vrij duidelijk. Dronken een voertuig besturen en deelnemen aan het verkeer is immers niet toegestaan. Bij andere voorzieningen ligt dit anders. Als een belanghebbende gebruikt maakt van het collectieve vervoer, bestuurt hij zelf immers geen voertuig. Een ander voorbeeld is huishoudelijke hulp. Een belanghebbende heeft een alcoholverslaving en vertoont daardoor, binnenshuis, tegenover de huishoudelijke hulp ongepast, intimiderend of bedreigend gedrag. Het is in beide voorbeelden begrijpelijk dat de hulpverlener deze belanghebbende misschien niet meer wil ondersteunen en dat het college de voorziening wil afwijzen of beëindigen. Maar ook hier geldt dat het college een zwaarwegende compensatieplicht heeft.

In een uitspraak van voorzieningenrechter Rechtbank Haarlem (Vzr. Rb Haarlem 05-08-2011, nr. 11/4047) over maatschappelijke opvang, oordeelt de rechter dat de verplichting van artikel 20 in combinatie met artikel 1 Wmo niet zover gaat dat iedere dakloze, ondanks zijn gedrag, onder alle omstandigheden tot de maatschappelijke opvang moet worden toegelaten. Belanghebbende in deze zaak heeft zijn mentor in de nachtopvang bedreigd. De rechter oordeelt dat de psychische gezondheidstoestand van belanghebbende niet een bijzondere omstandigheid is die maakt dat het college hem, ondanks zijn wangedrag, toch moet toelaten tot de opvang. Op grond van deze uitspraak kan worden beredeneerd dat het gedrag van een belanghebbende ertoe kan leiden dat het college niet kan worden verweten dat niet (meer) (volledig) wordt gecompenseerd.