In de Wmo 2015 is het voorkomen en opsporen van fraude een belangrijk punt. Dit blijkt uit een aantal punten zoals het verplichte periodieke heronderzoek (artikel 2.3.9 Wmo 2015) en de invoering van het trekkingsrecht (artikel 2.6.2 Wmo 2015) en de toezichthoudend ambtenaar (artikel 6.1 Wmo 2015). Regelmatig krijgen wij dan ook vragen over wat te doen bij een vermoeden van fraude met een maatvoorziening of persoonsgebonden budget (pgb). Hoe toon je aan dat er sprake is van fraude, mag je de sociale recherche inschakelen en kun je naderhand ook overgaan tot terugvordering?

Bij een vermoeden van fraude zal het college de fraude moeten kunnen aantonen. Een vermoeden is immers niet voldoende. Hoe kun je dat vermoeden onderzoeken in de Wmo 2015? Een gesprek met de cliënt kan al helpen. De middelen in de Wmo 2015 zijn echter niet ongelimiteerd. Zo kan geen gebruik gemaakt worden van Suwi-net. Op grond van de Wet Suwi moeten de ketenpartners informatie met elkaar uitwisselen, met het doel over alle relevante informatie te beschikken, fraude te bestrijden en informatie van burgers maar eenmaal op te vragen. Vanwege dit privacygevoelige karakter van de informatie van Suwi-net,  geldt volgens de Wet Suwi een zogeheten gesloten verstrekkingensysteem. Dit wil zeggen dat alleen de in de wet genoemde partijen toegang hebben tot de informatie uit Suwi-net. Maatschappelijke ondersteuning maakt uitdrukkelijk geen deel uit van de Suwiketen.

Wat kan dan wel? Het college kan alle gegevens uit bestaande dossiers gebruiken. In het kader van een heronderzoek kan het college ook een nieuw (medisch) onderzoek doen naar de aanspraak op de voorziening.

Toezichthoudend ambtenaar

Het college moet een toezichthoudend ambtenaar aanwijzen (artikel 6.1 Wmo 2015). Deze heeft tot taak om de naleving van de Wmo 2015 te controleren. Bij een vermoeden van fraude kan dus ook de toezichthoudend ambtenaar worden ingeschakeld. Deze heeft een aantal bevoegdheden die omschreven zijn in de Algemene wet bestuursrecht (artikel 5:11 t/m 5.20 Awb). Denk hierbij aan: inzage in het dossier, binnentreden en het vorderen van inlichtingen.

Daarnaast kan het college in voorkomende gevallen ook de sociale recherche inzetten.

Inzet sociale recherche

De sociale recherche heeft een aantal specifieke bevoegdheden op basis van het Wetboek van Strafrecht (WvS). Deze bevoegdheden heeft de sociale recherche als een cliënt (vermoedelijk) onjuiste gegevens heeft verstrekt, of de gegevens zijn te laat verstrekt, in het kader van een recht op een verstrekking of tegemoetkoming. Denk hierbij aan uitkeringen en voorzieningen in het sociale domein. De sociale recherche heeft geen andere bevoegdheden uit het Wetboek van Strafrecht.

De sociale recherche heeft een aantal opsporingsbevoegdheden, politiebevoegdheden en geweldsmiddelen die zij mogen gebruiken. Dit zijn dezelfde soort opsporingsbevoegdheden als de politie.

Terugvordering

Als uit het onderzoek van de sociale recherche,  de toezichthoudend ambtenaar en het college volgt dat er onjuiste en/of onvolledige gegevens zijn verstrekt waardoor er een verkeerd besluit is genomen, dan kan het college het besluit intrekken op grond van artikel 2.3.10 lid 1 onderdeel a Wmo 2015. Terugvorderen is echter een ander verhaal. Voor terugvordering geldt het extra vereiste dat de onjuiste of onvolledige gegeven opzettelijk verstrekt zijn (artikel 2.4.1 Wmo 2015). Het college zal de opzet moeten kunnen aantonen wil er een terugvorderingsbesluit genomen kunnen worden. Opzet gaat ook verder dan verwijtbaarheid. Uit het strafrecht kennen wij vele vormen van opzet en ook het civiele recht heeft een eigen invulling voor deze term. Binnen de Wmo 2015 is deze term echter niet verder uitgelegd. Het college staat dan ook een zware taak te wachten. Wanneer opzet aangenomen kan worden zal uiteindelijk uit de rechtspraak moeten blijken.