Eenvoudige hulpmiddelen ter compensatie van beperkingen in het lopen, zoals een rollator, zijn op 1 januari 2013 verwijderd uit het pakket van de zorgverzekering. Reden daartoe was dat eenvoudige loophulpmiddelen geacht werden algemeen gebruikelijk en financieel toegankelijk te zijn. Valt de eenvoudige rollator nu onder de Wmo 2015?

De rollator wordt in de Memorie van Toelichting (MvT) op de Wmo 2015 uitdrukkelijk, samen met de rolstoel, genoemd als voorbeeld van een ‘hulpmiddel’ in de zin van artikel 1.1.1 Wmo 2015. In dezelfde MvT (bij artikel 2.3.5 lid 3 en 4 Wmo 2015) wordt de eenvoudige rollator echter, samen met de fiets, schoonmaakmiddelen en wandelstok, genoemd als voorbeeld van een algemeen gebruikelijke voorziening, welke kan worden uitgesloten van verstrekking op grond van de Wmo 2015. Betekent dit nu dat een rollator een algemeen gebruikelijke voorziening is en daarom niet verstrekt hoeft te worden op grond van de Wmo 2015? Of geldt dit alleen voor eenvoudige rollators en vallen rollators die niet eenvoudig zijn wél onder de Wmo 2015?

Algemeen gebruikelijk

In de wettekst van de Wmo 2015 is géén bepaling opgenomen over algemeen gebruikelijk. Ook uit de MvT blijkt niet wanneer een voorziening algemeen gebruikelijk is. Wel hebben veel gemeenten ‘algemeen gebruikelijk’ als afwijzingsgrond opgenomen in de Wmo-verordening. Vaak sluit dit beleid aan op de uitleg van het begrip ‘algemeen gebruikelijk’ in de jurisprudentie onder de Wmo 2007.

Wmo 2007

Onder de Wmo 2007 was volgens de CRvB het criterium “algemeen gebruikelijk” bedoeld om te voorkomen dat het college een voorziening verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van de betrokken gehandicapte, aannemelijk is dat deze, ook als hij/zij niet gehandicapt was, hierover zou (hebben kunnen) beschikken. Bij de beoordeling van de vraag of een voorziening algemeen gebruikelijk is, moet het college altijd onderzoeken of de voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor deze specifieke aanvrager. Uit de jurisprudentie volgt dat daarbij de volgende criteria een rol spelen:   

  • Is de voorziening gewoon verkrijgbaar?
  • Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht?
  • Is de voorziening specifiek voor gehandicapten ontworpen?
  • Zou een gezonde persoon, ook gelet op de individuele omstandigheden van het geval, waaronder de leeftijd, over de voorziening beschikken?

Mijns inziens geldt de jurisprudentie over algemeen gebruikelijk ook onder de Wmo 2015.

Conclusie

Het college kan niet, zoals de wetgever in de MvT wel doet met betrekking tot de eenvoudige rollator, voorzieningen op voorhand algemeen gebruikelijk achten. Om een voorziening als algemeen gebruikelijk aan te kunnen merken, moet het college altijd individueel onderzoek doen, aan de hand van bovengenoemde criteria.

Een eenvoudige rollator kost rond de €100 en is bij verschillende supermarkten verkrijgbaar. Mijns inziens voldoet een eenvoudige rollator daarmee aan de voorwaarde ‘gewoon verkrijgbaar’. Een eenvoudige rollator is echter wel specifiek voor gehandicapten ontworpen, namelijk voor mensen met een loopbeperking. Een persoon zonder een loopbeperking zal niet overgaan tot aanschaf van een eenvoudige rollator. Nu zou de gemeente kunnen redeneren dat iemand van bijvoorbeeld 80 jaar, zonder beperkingen aan het onderlijf, ook over een rollator zou kunnen beschikken, bijvoorbeeld uit voorzorg om niet te vallen, waardoor de eenvoudige rollator algemeen gebruikelijk is. Deze redenatie gaat mijns inziens echter niet op. De angst om te vallen zal ergens zijn grondslag hebben. Denk bijvoorbeeld aan een visusbeperking of een evenwichtstoornis. Ook dit zijn beperkingen die onder de Wmo 2015 vallen.

Op grond van bovengenoemde criteria kan een eenvoudige rollator mijns inziens niet algemeen gebruikelijk geacht worden. Helaas worden deze criteria in de rechtspraak niet consequent gebruikt. Vaak wordt een voorziening slechts aan 1 of enkele van deze criteria getoetst. Het lijkt echter de bedoeling van de wetgever om de eenvoudige rollator niet onder de Wmo 2015 te laten vallen op grond van algemeen gebruikelijkheid. De overwegingen van de wetgever om de eenvoudige rollator uit het pakket van de zorgverzekering te halen steunen ook op algemeen gebruikelijkheid. Op grond van bovenstaande raakt de eenvoudige rollator mijns inziens in een spagaat tussen enerzijds de jurisprudentie en anderzijds de bedoeling van de wetgever. Als ik nu moet kiezen, zeg ik dat een eenvoudige rollator niet onder de Wmo 2015 valt. Ik ben echter wel zeer benieuwd hoe de CRVB aan de hand van bovengenoemde criteria zal oordelen over de algemeen gebruikelijkheid van een rollator.

Niet-eenvoudige rollators, zoals een achterwaartse rollator, een parkinsonrollator en een kinderrollator, zijn niet algemeen gebruikelijk en maken daarom nog steeds deel uit van het pakket van de zorgverzekering. Cliënten die zich bij de gemeente melden en die een niet-eenvoudige rollator nodig hebben, kunnen daarom op grond van artikel 2.3.5 lid 5 onderdeel b Wmo 2015 door het college worden verwezen naar de Zvw.