Onder de huidige Wmo wordt voor verschillende voorzieningen vaak een vast of gemaximeerd bedrag als financiële tegemoetkoming verstrekt. De mogelijkheid om een financiële tegemoetkoming te verstrekken voor een maatwerkvoorziening is er in de Wmo 2015 echter niet.

In de nieuwe Wmo krijgt een belanghebbende pas een maatwerkvoorziening, als hij zijn beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie:

  • niet op eigen kracht kan verminderen of wegnemen;
  • niet met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk kan verminderen of wegnemen;
  • niet met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.

Het is allereerst dus de vraag of een belanghebbende wel snel voor een maatwerkvoorziening in aanmerking zal komen waarvoor nu nog een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt. Als voorbeeld neem ik de verhuiskostenvergoeding. Bij een verhuizing kan ik me zo voorstellen dat daarvoor wel hulp uit het netwerk is in te schakelen. Of misschien zet een gemeente hiervoor wel een algemene voorziening op, een soort verhuisservice. Maar is dat niet het geval en moet er een maatwerkvoorziening komen, dan zijn twee zaken van belang:

  • Het uitgangspunt is een voorziening in natura;
  • Een persoonsgebonden budget moet toereikend zijn.

Voorziening in natura

Komt belanghebbende in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, dan is het uitgangspunt dat hij de voorziening ‘in natura’ krijgt (TK 2013-2014, nr. 33 841, nr. 3, toelichting op artikel 2.3.6 lid 1). Wat betekent dit voor de voorzieningen die op dit moment als forfaitaire of gemaximeerde financiële tegemoetkoming worden verstrekt? Nemen we als voorbeeld weer de verhuiskostenvergoeding. Moet de gemeente als naturavoorziening zelf een boedelbak gaan aanschaffen om een verhuizing te regelen? Zo ver gaat het naar mijn mening niet. Maar een verstrekking in natura betekent volgens mij wel dat de gemeente zelf een aanbieder in de arm neemt die één en ander regelt. Dus om me bij dit voorbeeld te houden, een verhuisbedrijf. Ook dat is nogal omslachtig.

Misschien is het ook mogelijk dat de gemeente verschillende verhuisbedrijven contacteert en afspraken maakt over een systeem van vouchers. Een belanghebbende die moet verhuizen, krijgt dan van de gemeente een voucher die hij kan inleveren bij één van die verhuisbedrijven. Er kan worden gediscussieerd over de vraag of dit wel een naturaverstrekking is. Dat zou de gemeente volgens mij wel kunnen beargumenteren aan de hand van een uitspraak van de Rechtbank Gelderland over een kortingspas voor het collectief vervoer. Belanghebbende krijgt namelijk met de voucher de fysieke mogelijkheid tot verhuizing aangereikt (vergelijk Rechtbank Gelderland 13-03-2014, nr. ARN 13/5547). Bovenstaande geldt naar mijn mening ook als vervoer in een (rolstoel)taxi noodzakelijk is.

Persoonsgebonden budget moet toereikend zijn

Onder bepaalde voorwaarden kan een belanghebbende kiezen voor een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget moet toereikend zijn om de door belanghebbende gewenste zorg en ondersteuning in te kopen (TK 2013-2014, nr. 93, amendement lid Bergkamp c.s.). Om bij de eerdere voorbeelden te blijven, de gemeente zal dus moeten beoordelen wat verhuizing in natura of vervoer per (rolstoel)taxi voor de betreffende belanghebbende kost en de tegenwaarde als persoonsgebonden budget verstrekken (via de SVB). Er zou ook met vaste (gemiddelde) bedragen kunnen worden gewerkt. Maar wat als dit bedrag niet toereikend is? Als belanghebbende dat kan aantonen, dan is het college wel aan zet om het bedrag aan te vullen.