Bewoners die een uitleenpunt voor scootmobiels opzetten, een zwembad beheren, de straat of de herinrichting van een straat overnemen van hun gemeente. Het kan allemaal met het recht om de overheid uit te dagen, oftewel het Right to Challenge. Het instrument lijkt logisch te passen in de hedendaagse participatiesamenleving. Maar zijn gemeenten en burgers al ver genoeg? 

Een Right to Challenge (verder: RtC) is in 2014 per amendement opgenomen in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen. Anders dan de naam doet vermoeden bevatten deze Nederlandse bepalingen geen rechten voor initiatiefnemers. De genoemde artikelen maken het slechts mogelijk om een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) op te stellen “over de wijze waarop ingezetenen en maatschappelijke initiatieven bij de uitvoering van het beleid kunnen worden betrokken, het uitvoeren van taken van het college op grond van deze wet daaronder begrepen”. Inmiddels is er een motie aangenomen die bepaalt dat de regering voor eind 2018 moet komen met een landelijke regeling voor het RtC.

Maar wat is het Right to Challenge nu eigenlijk?

Het RtC is het recht van inwoners en ondernemers om taken van de gemeente over te nemen, wanneer zij denken dat zij dat beter kunnen. Het RtC verschilt op twee punten wezenlijk van andere instrumenten voor participatie of democratische vernieuwing. Allereerst kunnen inwoners met het RtC daadwerkelijk taken overnemen, waarbij zij ook verantwoordelijk worden voor de uitvoering van die taken. Wanneer de overheid in hetzelfde verzorgingsgebied als de ‘challenge’ nog steeds dezelfde publieke taak uitvoert als voorheen, is er dus geen sprake van het uitoefenen van een RtC. Ook initiatieven die de overheid eerder niet uitvoerde, zoals het organiseren van een jaarlijkse buurtdag, kunnen niet als een RtC worden aangemerkt. Daarmee gaat het instrument dus een stap verder dan meedenken of meedoen.

Ten tweede heeft het RtC een duurzaam structureel karakter. Een taak wordt voor langere tijd overgenomen en wordt betaald uit structurele middelen. Daarmee is het anders dan bijvoorbeeld initiatieven waarbij burgers vrijwillig een bijdrage leveren aan bepaalde publieke goederen of diensten. De impact op de ambtelijke organisatie is daardoor ook meteen een stuk groter, aangezien meerdere afdelingen betrokken zijn bij de besluitvorming en budgetten structureel worden overgedragen.

Right to Challenge binnen het bestaand wettelijk kader

De RtC-bal ligt op dit moment bij de decentrale overheden, die door het ontbreken van landelijke regels ruimte krijgt om te experimenteren.

Nu een landelijk (wettelijk) kader ontbreekt en overheden worden aangespoord om te experimenteren heeft dit er toe geleid dat er nogal wat verschillen zijn aan te wijzen tussen de gemeenten die met het RtC aan de slag zijn gegaan. Deze verschillen zijn gelegen in de naam, de aanleiding om met het RtC aan de slag te gaan, in de publieke taken die kunnen worden overgenomen, het selectieproces, of de eisen die aan de uitvoerende private partij worden gesteld.

Ondanks deze verschillen wordt er met het RtC een gemeenschappelijk doel nagestreefd, namelijk méér burgerparticipatie. Wat de gemeenten allemaal gemeen hebben, is dat er wordt geëxperimenteerd. Maar welke problemen, moeilijkheden en knelpunten ontstaan wanneer dergelijke ‘nieuwe’ instrumenten worden ingezet binnen het bestaande wettelijk kader?

Burgerinitiatieven moeten vaak tegen een stroom van regelgeving, bureaucratie en financiële belemmeringen in werken om tot bloei te kunnen komen. Volgens recent onderzoek van de Nationale Ombudsman is ‘wet- en regelgeving’ in de praktijk zelfs het grootste struikelblok voor de succesvolle uitvoering van burgerinitiatieven. Zo sluiten het aanbestedingsrecht, de Wet openbaarheid van bestuur, de Gemeentewet en de rechtsbeschermingsprocedure uit de Awb onvoldoende aan op de onervaren, lokaalgebonden en kleinschalige initiatieven.

Is een landelijke regeling het antwoord op de ontwikkeling van het Right to Challenge?

De ontwikkelingen in de samenleving gaan snel. Burgerparticipatie moet daarom aansluiten bij ontwikkelingen in het veld.

Nieuwe vormen van burgerparticipatie vragen om samenwerking, uitproberen en samenhang brengen tussen verschillende domeinen.

Daarvoor is het nodig om te experimenteren met nieuwe vormen. De ‘agenda’ voor nieuwe vormen van burgerparticipatie moet naar mijn mening zijn: samenwerking op gang brengen, vernieuwing stimuleren, uitproberen, leren van nieuwe vormen van democratie en samenhang brengen tussen verschillende domeinen.

Ook is het belangrijk dat gemeenten zich bezinnen op hun nieuwe rol waarin burgers de spelregels mee bepalen. Zij zouden erop toe moeten zien dat deze spelregels niet alleen voor de zichtbare en actieve, maar voor alle burgers duidelijk zijn en geen ongelijkheid in de hand werken.

Een landelijke regeling voor het RtC zal dan ook op dit moment niet bijdragen aan een stijging van het aantal challenges of het verbeteren van de kwaliteit van de initiatieven. Vooral gelet op de hiervoor al genoemde wet- en regelgeving die burgerinitiatieven en dus ook challenges eerder tegenwerkt dan stimuleert. Daar komt bij dat burgerparticipatie, dus ook het RtC gebaat is bij een invulling, met aandacht voor de lokale omstandigheden. Lokale experimenten dragen dan ook bij aan de diversiteit die burgerparticipatie vraagt. Ik zie het RtC dan ook niet als een doel op zichzelf, maar als een instrument in het kader van het bredere begrip burgerparticipatie.

In de praktijk bestaat veel behoefte aan kennisoverdracht, praktische handelingsperspectieven en ondersteuning. Daarvoor is een wetswijziging of een landelijke regeling niet noodzakelijk. Het begint met de wil om anders te kijken naar de positie van de burger en daarmee je eigen rol als bestuurder, ambtenaar of gemeenteraadslid. Doe je er alles aan om de burger in staat te stellen om mee te denken en te doen en wat staat hen daaraan in de weg?

Pas nadat over de invulling van burgerparticipatie in een gemeente alle neuzen dezelfde kant opstaan, kun je gaan nadenken over de volgende stap; het Right to Challenge.