Om het zorgstelstel betaalbaar te houden, wordt voor zorg en ondersteuning die door de overheid wordt geboden, vaak een eigen bijdrage gevraagd. Denk bijvoorbeeld aan zorg vanuit de Wlz, de Wmo 2015 en de Zvw. Deze eigen bijdragen kunnen aanzienlijk zijn, zeker voor een persoon met een minimuminkomen die getroffen wordt door een stapeling van eigen bijdragen vanuit de verschillende zorgwetten. In dit artikel wil ik stilstaan bij de juridische (on)mogelijkheden om vanuit de Participatiewet bijstand te verstrekken voor eigen bijdragen voor Wlz-zorg en maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015. Eigen bijdragen op grond van de Zvw blijven in dit artikel buiten beschouwing. 

Voorliggende voorziening

Een belanghebbende heeft geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een passende en toereikende voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet). Zijn de Wlz en de Wmo 2015 passend en toereikend te achten voor wat betreft de daaruit voortvloeiende eigen bijdragen? 

De eigen bijdrage voor zorg vanuit de Wlz of voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo 2015 wordt met toepassing van het Besluit langdurige zorg (Blz) respectievelijk het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 vastgesteld en is afhankelijk van het inkomen en vermogen van een belanghebbende. En dat is precies de reden dat bijzondere bijstand voor deze kosten mijns inziens niet aan de orde kan zijn. De afstemming van de hoogte van de eigen bijdrage op de individuele inkomenssituatie van een belanghebbende maakt mijns inziens dat eigen bijdragen voor Wlz-zorg en Wmo-maatwerkvoorzieningen altijd ‘financieel draagbaar’ zijn. En dat betekent weer dat de voorliggende voorzieningen (in dit geval dus de Wlz en de Wmo 2015) toereikend en passend zijn te achten. Mijns inziens kunnen aanvragen bijzondere bijstand voor deze eigen bijdragen dan ook worden afgewezen op grond van artikel 15 lid 1, eerste volzin Participatiewet. Bevestiging voor dit standpunt kan gezocht worden in de jurisprudentie:

Bijstandsverlening voor deze eigen bijdrage bijdragen zou dan alleen aan de orde kunnen zijn in geval van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16 Participatiewet. Echter, ik acht de kans op een geslaagd beroep op dit artikel vanwege een gebrek aan financiële middelen, zeer gering. Alleen in zeer nijpende – levensbedreigende – situaties zou het kunnen leiden tot bijstandsverlening.

Buitenwettelijk begunstigend beleid

Het staat de gemeente overigens wel vrij om hieromtrent buitenwettelijk begunstigend beleid te ontwikkelen. Hoewel een burger waarschijnlijk geen juridische procedure zal aanspannen tegen een eventuele toekenning, loopt de gemeente hierbij mijns inziens wel een risico; de gemeente zou dan van de Minister een aanwijzing kunnen krijgen in het kader van de rechtmatige uitvoering van de Participatiewet.

Mijns inziens kunnen aanvragen bijzondere bijstand voor eigen bijdragen voor Wlz-zorg of Wmo-maatwerkvoorzieningen worden afgewezen.

Zijn er nog andere mogelijkheden?

Gelet op de juridische (on)mogelijkheden voor bijstandsverlening voor eigen bijdragen Wlz-zorg en Wmo- maatwerkvoorzieningen, rijst de vraag of er nog andere mogelijkheden zijn waardoor een belanghebbende géén of slechts een lagere eigen bijdrage hoeft te betalen. De wetgever heeft hier in de Wlz en de Wmo 2015 inderdaad in voorzien.

Wlz
Zo kan op grond van de Blz een vrijstelling voor de Wlz-eigen bijdrage worden verleend, als de belanghebbende slechts een inkomen heeft ter hoogte van de inrichtingsnorm of geen recht heeft op een bijstandsuitkering omdat hij 18, 19 of 20 jaar is en in een inrichting verblijft. Verder wordt de eigen bijdrage voor bepaalde groepen belanghebbenden met een Wlz-pgb of een Wlz-mpt, maandelijks met een in de Blz vermeld bedrag verminderd.

Wmo 2015
Ook heeft de wetgever in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een aantal maatwerkvoorzieningen (bijvoorbeeld rolstoelen) en groepen belanghebbenden (bijvoorbeeld meerpersoonshuishoudens onder de AOW-gerechtigde leeftijd met een bijdrageplichtig inkomen lager dan € 35.000), uitgezonderd van de Wmo- eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen. Tevens biedt de Wmo 2015 en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 legio mogelijkheden voor gemeenten om ‘minimabeleid’ te voeren. Zo kan bij Wmo-verordening worden bepaald dat voor bepaalde maatwerkvoorzieningen of inkomensgroepen geen eigen bijdrage op grond van de Wmo verschuldigd is. Ten slotte is een gemeente op grond van de Wmo 2015 bevoegd om in het voordeel van een cliënt de parameters voor de berekening van de eigen bijdrage (artikel 3.8 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015) aan te passen.