De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) heeft onlangs geadviseerd om de leeftijdsgrens van de jeugdhulpplicht te verhogen van 18 naar 21 jaar, met een mogelijke uitloop naar 23 jaar. Op termijn zou de leeftijdsgrens nog verder omhoog moeten. Een verhoging van de leeftijdsgrens kan volgens de RVS bijdragen aan het wegnemen van een aantal obstakels die momenteel ervaren worden bij de overgang van 18- naar 18+. Wat signaleert de RVS en zijn daarvoor mogelijk ook nu al enkele oplossingen?

Verschillende obstakels

De huidige leeftijdsgrens sluit niet aan bij de kenmerken en situaties van individuele jongeren
De hoofdregel op dit moment is dat jeugdhulp stopt na het bereiken van het 18e levensjaar. Volgens de RVS is dit niet wenselijk, aangezien veel jongeren ook na hun 18e jeugdhulp nodig hebben. De ene jeugdige van 18 jaar kan meer behoefte hebben aan ondersteuning dan de andere. Een harde grens bij 18 jaar sluit volgens de RVS daarom niet goed aan bij deze verschillende behoefte. Per 1 juli 2018 is mede om die reden een bestuurlijke afspraak tussen de VNG, Jeugdzorg Nederland en het Ministerie van VWS van kracht, waarmee pleegzorg nu standaard doorloopt tot 21 jaar. 

In theorie zou de grens van 18 jaar voor de overige vormen van jeugdhulp binnen het huidige stelsel geen groot probleem moeten zijn. Dat jeugdhulp nu in de meeste gevallen stopt bij 18 jaar heeft namelijk een reden: de hulp valt vanaf dat moment onder een andere wet. Zo valt geestelijke gezondheidszorg vanaf het 18e jaar onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) en begeleiding onder de Wmo. Hulp die vanaf het 18e jaar níet onder een andere wet valt, kan doorlopen onder de Jeugdwet tot het 23e jaar (denk aan pedagogische gezinsbegeleiding of specifieke vaktherapie). De hulp die een 17e jarige ontvangt kan juridisch gezien dus doorlopen zodra hij 18 wordt.

Financiering verlengde jeugdhulp
Voor verlengde jeugdhulp (jeugdhulp die na het 18e jaar doorloopt onder de Jeugdwet) is er nog wel een belangrijk probleem: het budget is beperkt. De huidige budgetten lijken weinig rekening te houden met de mogelijkheid van verlengde jeugdhulp. Met een verhoging van de leeftijdsgrens zullen de budgetten daar ook op aangepast moeten worden. Voor de verlengde pleegzorg wordt nu dankzij de eerder genoemde bestuurlijke afspraak al meer budget vrij gemaakt. 

Stroeve overgang van 18- naar 18+
De hiervoor beschreven overgang van de ene naar de andere wet is juridisch misschien niet zo heel ingewikkeld, maar uit de praktijk blijkt dat deze overgang toch stroef verloopt. Ook wanneer geen sprake is van een overgang naar een andere wet of voorziening (bij verlengde jeugdhulp), blijkt het bereiken van het 18e levensjaar toch voor een aantal problemen te zorgen. Zoals gezegd heeft dit deels te maken met de beperkte budgetten. Daarnaast concludeert de RVS dat jongeren slecht voorbereid zijn op de veranderingen die hun meerderjarigheid met zich meebrengt. Zij hebben behoefte aan een geleidelijke overgang en een warme overdracht. Dit ontbreekt nu nog te vaak.

Nu kan het voorkomen dat een jeugdige strikt genomen zal moeten verhuizen naar een andere instelling of moet wisselen van hulpverlener zodra hij 18 wordt, omdat de instelling waar hij verblijft of de aanbieder die de hulp levert alleen is ingekocht in het kader van de Jeugdwet. En niet in het kader van bijvoorbeeld de Wmo. Voor deze kwetsbare doelgroep is een dergelijke verhuizing of wisseling niet wenselijk. Bij verhoging van de leeftijdsgrens van de jeugdhulpplicht zal dit probleem in ieder geval tijdelijk worden opgelost: de ondersteuning kan na het bereiken van het 18e levensjaar blijven doorlopen bij dezelfde hulpaanbieder.

“Bij de inkoop van hulp moet je als gemeente rekening houden met de overgang van de Jeugdwet naar de Wmo”

Dit probleem lijkt mij overigens vooral een ‘inkoopprobleem’. Bij de inkoop van hulp moet je als gemeente rekening houden met de overgang van de Jeugdwet naar de Wmo. Het is daarom van belang dat ondersteuning zoveel mogelijk wordt ingekocht bij aanbieders die de hulp zowel onder de Jeugdwet als onder de Wmo kunnen bieden. Uiteraard kan dit niet voor alle vormen van hulp, maar hier valt in mijn beleving nog wel winst te behalen.
Daarnaast zijn er nog andere acties die gemeenten kunnen ondernemen om de overgang van hulp voor jeugdigen soepel te laten verlopen. Wanneer je als gemeente in beeld hebt welke jeugdigen bijna 18 jaar worden, kan met deze jeugdigen tijdig het gesprek worden aangegaan over de toekomst en kan er gezamenlijk een plan opgesteld worden. Hier ligt ook een belangrijke rol voor de jeugdhulpaanbieder. Verder kan het nodig zijn om de afdeling Werk & Inkomen te betrekken, zodat meegedacht kan worden over mogelijkheden rondom werk en het aanvragen van verschillende inkomensondersteunende voorzieningen (bijvoorbeeld huurtoeslag, zorgtoeslag en bijstand). Zie hierover ook onze factsheet ‘Overgang Jeugdwet naar Wmo 2015’.

Verder onderzoek naar verhoging leeftijdsgrens

Hoewel sommige knelpunten misschien nu al op te lossen zijn, is het naar mijn mening goed dat de RVS de aandacht vestigt op deze knelpunten. Dat de overgang van de Jeugdwet naar een andere zorgwet momenteel in de praktijk stroef verloopt, lijkt mij een feit. Of het ook noodzakelijk is dat daarom de leeftijdsgrens van de jeugdhulpplicht wordt verhoogd zal verder onderzoek moeten uitwijzen. De minister van VWS heeft aangegeven te onderzoeken wat de effecten van verhoging van de leeftijdsgrens zullen zijn op zowel zorginhoudelijk, juridisch en financieel gebied. Voor het eind van dit jaar zal duidelijk worden wat de uitkomst van dit onderzoek is en zullen we meer weten over de nut en noodzaak van het verhogen van de leeftijdsgrens.