Eén van de doelen van de Jeugdwet is het bieden van ‘meer ruimte voor jeugdprofessionals en vermindering van regeldruk bij hun werk’. In dit doel zou je kunnen lezen dat het hebben van regels minder ruimte laat voor professionals om de juiste hulp te kunnen bieden. In de praktijk worden extra regels ook niet altijd als welkome aanvulling gezien. Extra regelgeving maakt het bieden van maatwerk ingewikkelder, is de gedachte. Wat mij betreft geldt juist het tegenovergestelde: het hebben van beleid maakt leveren van maatwerk eenvoudiger. 

Omdat iedere situatie anders is, zal ook iedere aanvraag individueel beoordeeld moeten worden. Twee op het eerste oog vergelijkbare aanvragen kunnen daarom tot verschillende besluiten leiden. Met een objectief kader geef je de uitvoering een hulpmiddel om af te wegen in welk geval een aanvraag juist wel toegekend wordt en wanneer niet. Wanneer je weinig vastlegt is het lastiger om besluiten te motiveren. Daarbij hebben gemeenten op grond van artikel 2.9 Jeugdwet ook de verplichting om regels vast te stellen over een aantal zaken, zoals de voorwaarden voor toekenning van een individuele voorziening.

Wat moet je vastleggen in de verordening

De gemeente heeft de verplichting om essentiële zaken in de verordening vast te leggen. Het is dus niet toegestaan om dit soort regels door het college te laten vaststellen. In artikel 2.9 Jeugdwet is expliciet bepaald dat in de verordening, en dus door de gemeenteraad, in ieder geval regels moeten worden vastgelegd over:

  • De te verlenen voorzieningen, de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren;
  • De wijze waarop de toegang tot jeugdhulp geregeld is;
  • De wijze waarop ten onrechte ontvangen voorzieningen/pgb’s worden, misbruik of oneigenlijk gebruik wordt bestreden;
  • De wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld.

Ook overige ‘essentialia’ moeten in de verordening worden geregeld. Deze lijn was al langer duidelijk voor wat betreft de Wmo-verordening, maar op 10 juli 2017 heeft de rechtbank Gelderland bevestigd dat dit ook voor de jeugdhulpverordening geldt. Een belangrijk voorbeeld hiervan is tariefdifferentiatie.

Wanneer je als gemeente verschillende tarieven wil hanteren bij pgb’s, dan zal hier een grondslag voor opgenomen moeten worden in de verordening. In de verordening moet concreet worden aangegeven op welke wijze de tarieven tot stand komen. Doe je dit niet, dan is het niet toegestaan om onderscheid te maken. Zonder de juiste grondslag mag je dus niet besluiten dat een professioneel hulpverlener een hoger pgb-tarief ontvangt dan een informeel hulpverlener. Voor iedereen geldt dan hetzelfde tarief, hier is geen maatwerk mogelijk.

De voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren

Zoals hiervoor al even werd genoemd behoren de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling en de afwegingsfactoren bij de behandeling van een aanvraag ook tot de essentialia van de verordening. Dit betekent dat afwijzingsgronden die niet direct volgen uit de wet, moeten worden opgenomen in de verordening. Een voorbeeld hiervan is de afwijzingsgrond ‘gebruikelijke hulp’ die veel gemeenten hanteren.

Aanbeveling om ook op andere punten beleid te maken

Hiervoor heb ik aangegeven op welke punten gemeenten regels moeten vaststellen in de verordening. Om echt maatwerk te kunnen leveren, is het naar mijn mening belangrijk dat gemeenten ook over andere onderwerpen beleid maken. Neem het voorbeeld van gebruikelijke hulp. Zodra je gebruikelijke hulp als afwijzingsgrond opneemt in de verordening, kun je vervolgens via beleidsregels het kader schetsen dat kan helpen bij het bepalen wanneer iets gebruikelijke hulp is en wanneer niet. Dat je hierover regels opstelt betekent niet dat die regels voor iedere aanvraag strikt moeten worden toegepast. Want zoals eerder genoemd: bij iedere aanvraag moet een individuele beoordeling plaatsvinden. De kaders bieden slechts een handvat waarmee een objectieve afweging kan worden gemaakt. Aan de hand van de kaders kun je motiveren waarom in het ene geval een aanvraag juist wel werd toegewezen en in het andere geval niet.

“Beleid ondersteunt de uitvoering in haar werk.”

Voorkom willekeur en maak maatwerk mogelijk

Het vaststellen van beleid voorkomt mijns inziens willekeur en ondersteunt de beoordelaar in zijn werk. De medewerker van de gemeente die belast is met het beoordelen van de aanvraag  kan deze taak namelijk sneller en beter uitvoeren als er in het beleid uitgangspunten zijn vastgelegd hoe moet worden omgegaan met bepaalde situaties. Zo kun je dankzij beleid bijvoorbeeld motiveren waarom de ene hulpverlener een hoger pgb-tarief krijgt dan de andere en waarom er in de ene situatie sprake is van gebruikelijke hulp en in de andere situatie juist niet: maatwerk dus. Tot slot is inzichtelijk beleid uiteraard ook voor de inwoners van belang. Aan de hand van duidelijk inzichtelijk beleid kan vooraf ingeschat worden of er een aanspraak op jeugdhulp bestaat.