Tijdens de schuldhulpverlening krijg je als schuldhulpverlener (en als schuldenaar natuurlijk ook) soms te maken met tegenslagen. Een dreigende afsluiting van gas, water en licht terwijl je net de schulden aan het stabiliseren bent. Een lastige schuldeiser die een degelijk onderbouwd schuldenvoorstel weigert. Of een dreigende uithuiszetting terwijl je aan het wachten bent op de beslissing van de rechter op een ingediend Wsnp-verzoek. Om te voorkomen dat zo'n situatie het tot dan toe bereikte weer aan het wankelen brengt, bestaan er enkele handige Wsnp-instrumenten. Ik wil deze hierna kort toelichten, omdat ik merk dat er nog veel onbekendheid mee is. Ik begin met de meest bekende, het dwangakkoord. Daarna komen het moratorium en de voorlopige voorziening aan bod. Al deze voorzieningen moeten bij de rechter worden 'aangevraagd'.

1. Dwangakkoord

Als één of meer schuldeisers weigeren mee te werken aan een aangeboden schuldregeling dan kan de schuldenaar, of de gemeente voor de schuldenaar, bij de rechtbank een verzoekschrift indienen voor het uitspreken van een dwangakkoord. Je vraagt de rechtbank dan om de weigerachtige schuldeiser(s) te bevelen alsnog  in te stemmen met de schuldregeling (grondslag: artikel 287a lid 1 Faillissementswet).

Een verleend dwangakkoord voorkomt dat personen in de schuldsaneringsregeling terecht komen die in het minnelijk traject op eigen kracht met hun schuldeisers een regeling hadden kunnen treffen. Specifiek in de situatie dat een schuldregeling niet doorgaat omdat een schuldeiser, zonder valide reden, zijn medewerking heeft geweigerd.

Voor het slagen van een verzoek dwangakkoord is niet vereist dat het verplicht bij te voegen Wsnp-verzoek kans van slagen heeft. Punten waar de rechter wel naar kijkt:

  • Is het voorstel volledig & goed gedocumenteerd en voldoende onderbouwd?
  • Is het schuldregelingsvoorstel te beschouwen als het maximaal haalbare?
  • Zou er in de Wsnp minder overblijven voor de schuldeisers?
  • Omvat het schuldregelingsvoorstel genoeg waarborgen?
  • Is het beginsel gelijkheid der crediteuren gewaarborgd (paritas creditorum)?
  • Worden de andere schuldeisers benadeeld door de weigerachtige schuldeiser(s)?

2. Moratorium Wsnp

Het stabiliseren en in kaart brengen van schulden en vervolgens het doen van een aanbod aan schuldeisers kan soms maanden in beslag nemen. Mocht een schuldenaar tijdens deze periode in een bedreigende situatie terechtkomen, dan kan dit het voorstel voor een schuldregeling frustreren of zelfs onmogelijk maken. Om dit te voorkomen is het moratorium, ook wel afkoelingsperiode, in het leven geroepen (grondslag: artikel 287b lid 1 Faillissementswet). Het biedt een tijdelijke adempauze die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden te bereiken of af te ronden.

Adempauze van maximaal 6 maanden
Als een rechter een moratorium uitspreekt dan mag een schuldeiser voor een bepaalde periode, van maximaal 6 maanden, geen gebruik maken van de bevoegdheden die hij heeft uit hoofde van zijn openstaande vordering. In het verzoekschrift moet aangegeven worden tegen welke schuldeiser het moratorium moet werken.

Te verzoeken in 3 bedreigende situaties
Er zijn “slechts” drie bedreigende situaties waarin het moratorium gegeven mag worden

  1. Een verhuurder wil gebruik maken van een vonnis dat hem het recht geeft om de woning van de schuldenaar te ontruimen.
  2. De energieleverancier wil de levering van gas, elektra of water beëindigen (afsluiten).
  3. De zorgverzekeraar wil de zorgverzekering opzeggen of ontbinden.

Voor het slagen van een verzocht moratorium is van belang dat de minnelijke regeling tot de mogelijkheden behoort. Heeft een minnelijke schuldenregeling op voorhand geen kans van slagen, dan is het aanvragen van een moratorium zinloos en uitsluitend een vorm van tijdrekken. In zo’n geval moet de weg van het Wsnp-verzoek worden gekozen, juist omdat gebleken is dat een buitengerechtelijke oplossing niet tot de mogelijkheden behoort.

3. Voorlopige voorziening Wsnp

Soms is er bij of net na de indiening van het Wsnp-verzoek sprake van een spoedeisende situatie die een noodvoorziening noodzakelijk maakt, bijvoorbeeld:

  • opzegging van de huurovereenkomst;
  • een acuut dreigende ontruiming van de woning;
  • afsluiting van warmte, water, licht of elektra;
  • opzegging of ontbinding van de zorgverzekering;
  • openbare verkoop;
  • faillissement; en/of
  • gijzeling.

In die gevallen, of in andere spoedeisende situaties, kan bij de rechtbank een voorlopige voorziening (Wsnp) worden gevraagd (grondslag: artikel 287 lid 4 Faillissementswet).

Overbrugging periode tot beslissing Wsnp
De voorlopige voorziening is bedoeld om de periode tussen de indiening van het Wsnp-verzoek en de beslissing daarop te overbruggen. Is er nog geen Wsnp-aanvraag gedaan, dan kan geen voorlopige voorziening Wsnp worden verzocht.

Meer informatie

Meer informatie en relevante rechtspraak vindt u in Schulinck Schuldhulpverlening. U kunt hier bijvoorbeeld lezen hoe rechtbanken (in uw regio) met verzoeken van de hierboven geschreven Wsnp-instrumenten omgaan en wat van toepassing is in bepaalde uitzonderingssituaties. Meer informatie en de daadwerkelijke verzoekschriften zijn te vinden op http://www.bureauwsnp.nl/.