In de schuldhulpverlening heeft u als gemeente de wettelijke plicht de schuldenaar die zich bij u meldt met een verzoek om hulp te informeren over de ‘doorlooptijd’ van zijn traject. Uw college geeft de verzoeker daarmee inzicht in het aantal weken tussen het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt vastgesteld - de intake - en het bereiken van het resultaat (artikel 4 lid 3 Wet gemeentelijke schuldhulpverlening).

In het vele gemeentelijke beleid dat mij ter oge komt zie ik echter vaak dat er niets of nauwelijks iets is opgenomen over die doorlooptijd. Ik vermoed dan ook dat veel gemeenten ermee worstelen hoe ze met deze verplichting moeten omgaan. Want hoe weet u als gemeente nu van tevoren binnen hoeveel tijd het resultaat van de schuldhulpverlening wordt behaald? U heeft toch geen glazen bol?

Resultaat is niet altijd schuldenvrije toekomst

Gemeenten denken vaak dat de informatieplicht over de doorlooptijd betekent dat ze de verzoeker inzicht moeten geven in de tijd die het kost totdat de schuldenregeling is doorlopen, en een schuldenvrije toekomst is bereikt. En dat terwijl vaak nog niet eens duidelijk is of er daadwerkelijk een schuldenregeling kan worden opgestart, omdat de schuldenaar bijvoorbeeld instabiel of verslaafd is, kampt met psychische problemen of te maken heeft met een echtscheiding die nog niet rond is. Dat kan natuurlijk niet, maar de wetgever vraagt dat ook niet van u. Die schrijft alleen voor dat er een inschatting moet worden gemaakt van de tijd tot het bereiken van het resultaat. De wetgever zegt daarover: “De doorlooptijd zal van schuldenaar tot schuldenaar verschillen. Het aantal weken dat verstrijkt tussen het moment waarop de hulpverlening start en het bereiken van een resultaat is immers bij uitstek de periode waarin het bieden van maatwerk aan de schuldenaar aan de orde is.” De wetgever heeft het in de toelichting over EEN resultaat, niet HET EINDresultaat. Dat het niet gaat om het ultieme resultaat blijkt ook al uit de wettekst zelf, die spreekt over het ‘aantal weken’. Dat geeft al aan dat het niet nodig is dat u een inschatting maakt van het aantal maanden of jaren totdat het ultieme resultaat, de schuldenvrije toekomst, is bereikt.

Noem aantal weken tot eerste resultaat

Maak het uzelf dus niet te moeilijk: noem het aantal weken tot het eerste resultaat. Dat kan zijn het moment waarop u verwacht te beginnen met de schuldregeling, maar ook – zeker als dat niet te overzien is – het aantal weken totdat iemand uitgenodigd zal worden bij maatschappelijk werk of een gesprek krijgt bij verslavingszorg. Binnen de gemeente kunt u over die termijnen afspraken maken met de betreffende organisaties.

Wek geen valse verwachtingen

Nog een tip: vertel de verzoeker de doorlooptijd ook niet te snel. Uitgaande van de wettekst zou u de doorlooptijd moeten noemen in het intakegesprek. Later noemen lijkt niet logisch; de periode loopt immers al vanaf de intake. Maar tijdens de intake heeft u nog helemaal niet duidelijk of iemand wel recht op schuldhulpverlening heeft. Om geen verwachtingen te wekken, is het verstandiger de doorlooptijd pas later te noemen, bijvoorbeeld in de toekenningsbeschikking. Bij het afgeven van die beschikking is immers een hoop meer duidelijk. Dan weet u ook beter welk traject u met de schuldenaar ingaat en of er bijvoorbeeld eerst nog andere stappen moeten worden genomen, zoals het aanpakken van een verslaving of het afwikkelen van een echtscheiding. Het benoemen van de doorlooptijd in de toekenningsbeschikking zou er zo uit kunnen zien: “Naar verwachting  heeft u [AANTAL WEKEN DOORLOOPTIJD] na ons eerste gesprek op [DATUM INTAKE] het resultaat bereikt. In uw geval bestaat het resultaat uit: [VERWACHT RESULTAAT NOEMEN].”