Soms heeft de gemeente een dubbele pet op: ze is enerzijds schuldeiser en anderzijds schuldhulpverlener. Over deze lastige positie heeft de Rechtbank Overijssel onlangs een uitspraak gedaan. De gemeente was schuldeiser vanwege een fraudeschuld WWB. Aan de andere kant moest ze oordelen over een aanvraag schuldhulpverlening wegens onder meer deze schuld aan de gemeente.

In zijn afwijzende schuldhulpverleningsbesluit op bezwaar nam het college ter onderbouwing op dat de gemeente in haar hoedanigheid van schuldeiser niet meewerkt aan een minnelijke regeling, omdat de schuld is aan te merken als fraudeschuld.

Rechtbank: besluit onzorgvuldig want geen scheiding afdeling WWB – schuldhulpverlening

De Rechtbank Overijssel stelt vast dat er in de organisatie van de gemeente geen scheiding bestaat tussen de afdeling die het recht op een WWB-uitkering vaststelt en de afdeling die beslist over aanvragen om voor schulddienstverlening in aanmerking te komen. De rechtbank vindt dat het ontbreken van deze scheiding geen recht doet aan het zorgvuldig kunnen beoordelen van verzoeken om in aanmerking te komen voor schulddienstverlening en dan met name, zoals in dit geval, voor het onderdeel schuldbemiddeling. De rechtbank stelt dat het bestreden besluit alleen al daarom voor vernietiging in aanmerking komt, het besluit is immers onzorgvuldig voorbereid.

Besluit ook vernietigbaar omdat geen onderzoek is gedaan

Er is nog een reden waarom het besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Het college heeft met de gegeven onderbouwing van de afwijzing niet voldaan aan de plicht tot onderzoek naar de mogelijkheden tot minnelijke schulddienstverlening bij fraudeschulden. Dat strookte niet met het eigen beleid waarin het college die onderzoeksplicht had opgenomen.

Aanbevelingen aan gemeenten

Vanwege deze uitspraak beveel ik gemeenten het volgende aan:

  • Breng een scheiding aan tussen de afdeling die het recht een WWB-uitkering vaststelt en de afdeling die beslist over de aanvragen voor schuldhulpverlening, althans voor de gevallen waarin WWB-schulden in het spel zijn. Dit is ook van toepassing op schulden op grond van andere wetgeving die door de gemeente wordt uitgevoerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan gemeentelijke belastingschulden of (binnenkort) schulden op grond van de Wmo.
     
  • Wijs bij WWB-fraudeschulden een Wgs-aanvraag niet af met de enkele mededeling dat de gemeente niet wenst mee te werken aan een schuldregeling, indien in uw beleid is bepaald dat bij fraudeschulden wordt beoordeeld of een minnelijke schuldregeling mogelijk is. Dit beleid verplicht immers tot een onderzoeksplicht.
     
  • Wijs zelfs als artikel 60c WWB van toepassing is (het verbod van de gemeente als schuldeiser van de WWB-fraudeschuld om mee te werken aan een minnelijke regeling) niet te snel de Wgs-aanvraag af. Het slechts vaststellen dat vanwege de fraude een bestuurlijke boete is opgelegd of een strafrechtelijke aangifte is gedaan als bedoeld in artikel 60c WWB, is niet voldoende om de Wgs-aanvraag gemotiveerd af te wijzen. Mijns inziens zou de schuldhulpverlener toch verder moeten kijken. Als er meerdere schuldeisers zijn en het grootste deel van hen wel instemt met een schuldenregeling, behoort het verzoeken van een dwangakkoord zeker tot een mogelijkheid. Deze verzoeken zijn diverse malen door de rechter gehonoreerd in zaken waarbij het UWV als schuldeiser op grond van een soortgelijk artikel niet mocht meewerken aan een schuldregeling. Het college moet kortom ook in situaties als deze – waarbij de gemeente zelf de grootste schuldeiser is – niet op een andere wijze haar Wgs-taken invullen dan in situaties waarin er slechts ‘externe’ schuldeisers zijn. De rechter zegt dit niet expliciet, maar zijn geadviseerde scheiding van de afdelingen maakt deze onafhankelijker beoordeling van de situatie ook beter mogelijk.
      
  • Laat de medewerkers schuldhulpverlening zich bekwamen in het bestuurs(proces)recht. Beslissingen naar aanleiding van een aanvraag en beslissingen tot beëindiging van de schuldhulpverlening worden door de bestuursrechter immers ten volle aan het bestuursrecht getoetst, zoals ook blijkt uit de overige drie ons bekende Wgs-uitspraken. Met name het motiveringsbeginsel, oftewel de onderbouwing van een besluit, en de onderzoeksplicht spelen een belangrijke rol. Zo wordt voorkomen dat de schuldenaren bij de rechter telkens weer in het gelijk worden gesteld en dat de besluiten van de gemeente telkens weer worden vernietigd. Kortom: laat hen een cursus volgen en bij hun WWB-collega’s te rade gaan. Die werken al jaren met de Awb. Verbeter met die Awb-kennis vervolgens uw werkwijzen, besluiten en, niet te vergeten, uw beleid.