Soms krijgt u als gemeente te maken met een aanvraag schuldhulpverlening waar u eigenlijk niet veel mee kunt. De inschatting is dan vaak dat minnelijk schuldregelen geen zin heeft en het wettelijke schuldsaneringstraject, de Wsnp, een betere optie is. U verwijst dan de schuldenaar naar die regeling. De schuldenaar vangt daar echter bot, als het minnelijk traject ten onrechte of te snel is overgeslagen.

Het is de rechtbank die oordeelt over toelating tot de Wsnp. Om toegang te krijgen tot de Wsnp moet de verzoeker aan de rechtbank een verklaring overleggen waarin staat dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke (=minnelijke) schuldregeling te komen. Vaak is het de gemeente die een dergelijke Wsnp-verklaring afgeeft.

Niet te snel verwijzen naar de Wsnp

Relevant voor de ontvankelijkheid van de Wsnp-verklaring is dat in het minnelijk traject de schuldenaar werkelijk zijn best moet hebben gedaan om met zijn schuldeisers tot een regeling te komen voor zijn schulden. En er moet uitputtend zijn onderzocht of tussen schuldeisers en schuldenaar een minnelijke schikking kan worden getroffen (TK 2005-2006, 29 942, nr. 7, p. 18 en 28). En juist op die punten schiet de verklaring van de gemeente vaak te kort, zo blijkt uit meerdere uitspraken van verschillende Faillissementsrechters.

Voorbeelden van gevallen waarin de rechter oordeelde dat het minnelijk traject ten onrechte niet was gestart of te vroeg was gestopt:

  • Negatieve schuldeiser
    Het minnelijk akkoord is niet aangeboden omdat uit de reacties van een aantal schuldeisers blijkt dat het traject is gedoemd te mislukken,  terwijl er sprake was van een substantiële afloscapaciteit,. De rechter oordeelde dat nu de hoogte van schuldenlast en de afloscapaciteit bekend was, alsnog een concreet voorstel had kunnen worden gedaan.
  • Alleen bereidheid deelname getoetst, geen voorstel gedaan
    De schuldeisers zijn aangeschreven met de enkele vraag of zij bereid zijn deel te nemen aan een minnelijk aanbod, zonder een concreet aanbod te doen. Dat is niet voldoende volgens de rechter. Het enkele  aanschrijven zonder een concreet aanbod te doen is een voorbeeld van onvoldoende inspanning.
  • Door beslag niet hebben van draagkracht
    Er is geen minnelijk traject gestart vanwege het door beslag niet hebben van draagkracht. Dat er beslag is gelegd kan volgens de Faillissementsrechter geen reden zijn om niet te trachten een minnelijk vergelijk met schuldeisers te bereiken.
  • Goede trouw ontbreekt
    Er is door de gemeentelijke kredietbank geen minnelijk traject gestart, omdat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden niet te goeder trouw zou zijn geweest. Dat behoeft volgens de rechter niet te betekenen dat er geen minnelijke schuldregeling mogelijk is. Juist als het gebrek aan goede trouw aan eventuele toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling in de weg staat, ligt het volgens de rechter voor de hand de mogelijkheid van een minnelijke regeling extra zorgvuldig te onderzoeken.
  • Weigering op basis van gemeentelijk beleid
    Er is geen minnelijk traject gestart vanwege het gemeentelijk beleid. In deze zaak betrof het een weigering van schuldhulpverlening aan een ondernemer met een nog functionerend bedrijf. Dit beleid van de gemeente maakt niet dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijk akkoord te komen.

Schuldenaar valt anders tussen wal en schip

Omdat de gemeente in deze gevallen geen (goede) poging heeft ondernomen om tot een minnelijk akkoord te komen, verklaarde de Faillissementsrechter de Wsnp-verklaring niet-ontvankelijk. De schuldenaar werd niet toegelaten tot de Wsnp. De schuldenaar die ook niet door de gemeente wordt geholpen, staat dus met lege handen. Oftewel: hij valt tussen wal en schip.

Aanbevelingen voor de gemeente

Wat kunt u als gemeente doen om dit te voorkomen? Belangrijkste advies is natuurlijk dat u de pogingen om tot een minnelijke regeling te komen niet te snel moet staken. Ook in gevallen waarin dat moeilijk is of waarin u te maken krijgt met een ingewikkelde situatie, kan vaak toch nog iets worden geprobeerd (al dan niet met behulp van een of meer deskundigen).

In die gevallen waarin het weigeren van de schuldenaar tot de schuldhulpverlening (en dus het niet opstarten van het minnelijk traject) door uw gemeentelijk beleid is voorgeschreven, kunt u de schuldenaar verwijzen naar andere niet-gemeentelijke mogelijkheden om te proberen een minnelijk traject op te starten. Nergens staat dat de poging om tot een minnelijke regeling te komen door de gemeente moet worden ondernomen! U kunt schuldenaren voor het minnelijk traject verwijzen naar:

  • hulpverleners als bedoeld in artikel 48 lid 1 onderdeel c Wck : advocaten, curatoren en bewindvoerders ingevolge de Faillissementswet aangesteld, notarissen, deurwaarders, registeraccountants en accountants-administratieconsulenten.
  • andere schuldbemiddelaars.

Ten slotte merk ik nog maar eens op dat het hoe dan ook zaak is om niet al te lichtvaardig schuldenaren te weigeren op basis van het eigen beleid. Anders loopt u als gemeente de kans dat uw afwijzingsbeschikking schuldhulpverlening door de rechtbank wordt aangemerkt als onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. Uw besluit wordt dan vernietigd en u moet een nieuw besluit schuldhulpverlening afgeven. Zie ook mijn eerdere opiniestuk van 26 februari 2014 ‘Uitspraak over dubbele pet, de gemeente als schuldeiser en schuldhulpverlener’.