Sinds 1 januari 2015 kent de Participatiewet de kostendelersnorm. De kostendelersnorm is van toepassing als een bijstandsgerechtigde met een of meerdere meerderjarige personen het hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. Het maakt niet uit of die meerderjarige personen waarmee de bijstandsgerechtigde de woning deelt, wel of niet recht op bijstand hebben. Een interessante vraag voor de uitvoeringspraktijk is of de kostendelersnorm moet worden toegepast als een hulpbehoevende in een mantelzorgwoning op het terrein van de bijstandsgerechtigde woont.

Bij de beantwoording van dit vraagstuk staat centraal of de bijstandsgerechtigde en de hulpbehoevende in dezelfde woning wonen. Dit is niet zonder meer altijd zo en is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval.

Begrip ‘woning’
In de Participatiewet wordt nergens het begrip ‘woning’ omschreven. Wel wordt in de Participatiewet vermeld dat onder een woning mede een woonwagen of een woonschip moet worden verstaan. Uit de totstandkomingsgeschiedenis van de Participatiewet volgt dat voor de invulling van het begrip ‘woning’ aansluiting kan worden gezocht bij de Wet op de huurtoeslag. In de Wet op de huurtoeslag wordt onder woning verstaan: ‘een gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige woonruimte, onvrije etage dan wel andere onzelfstandige woonruimte is verhuurd, alsmede de onroerende aanhorigheden’. Het vereiste van zelfstandigheid houdt in dat de woning is voorzien van een eigen toegang, waarbij geen wezenlijke woonfuncties met andere woningen worden gedeeld. Bij wezenlijke woonfuncties kan worden gedacht aan de woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en het toilet. Eigen toegang betekent dat de woonruimte kan worden bereikt zonder daarbij vertrekken of gangen en dergelijke te hoeven passeren waarover anderen zeggenschap hebben omdat zij huurder of eigenaar zijn.

Mantelzorgwoning
Bij een mantelzorgwoning kan een stuk aan een woning worden aangebouwd of een bestaande ruimte (bijvoorbeeld de garage) worden verbouwd. Een andere mogelijkheid is dat een kant-en-klare woning in de tuin wordt geplaatst. De mantelzorgwoning is een zelfstandige woning als de essentiële woonvoorzieningen  erin aanwezig zijn en de woning kan worden betreden zonder gebruik te hoeven maken van de ingang van de andere woning. Vaak is het zo dat in de mantelzorgwoning alle essentiële woonvoorzieningen aanwezig zijn, maar dat de woning alleen kan worden betreden via de tuin van de andere woning. Over de tuin heeft de eigenaar of huurder van de andere woning zeggenschap en niet degene die in de mantelzorgwoning verblijft. Strikt formeel bezien is dan geen sprake van een zelfstandige woning. Dat voert volgens mij te ver omdat het vereiste van het hebben van eigen toegang voortvloeit uit de parlementaire geschiedenis ten tijde waarvan de mantelzorgwoning nog geen bekend fenomeen was. Op grond daarvan concludeer ik dat als de mantelzorgwoning alle wezenlijke woonfuncties bevat en de bewoner van de mantelzorgwoning zelf zijn woonkosten betaalt, er sprake kan zijn van een zelfstandige woning. Hier doet volgens mij niet aan af dat de hulpbehoevende alleen via de tuin van de hoofdwoning de mantelzorgwoning kan bereiken.

Toepassen kostendelersnorm
Trekt u de conclusie dat de mantelzorgwoning een zelfstandige woning is en de bewoner dus niet afhankelijk is van de andere woning, dan is de kostendelersnorm niet van toepassing. In dat geval hebben de bijstandsgerechtigde en de hulpbehoevende geen hoofdverblijf in dezelfde woning. Wordt geconcludeerd dat de mantelzorgwoning geen zelfstandige woning is, dan is de kostendelersnorm wel van toepassing en telt de hulpbehoevende – uitzonderingen daargelaten – mee bij de berekening van de kostendelersnorm.