Er wordt vaker gesproken over hobbymatige activiteiten in de bijstand. Hoe moet daarmee worden omgegaan? Kan er gesproken worden van op geld waardeerbare arbeid of moeten de vruchten van dit werk naar inkomsten worden vertaald? In deze situatie heeft een bijstandsgerechtigde die hobbymatig schildert het geluk dat de vruchten van zijn werk niet matig zijn. Hij verkoopt zijn schilderij voor een aanzienlijk bedrag van € 4.500,00.

De verkoop van het schilderij meldt belanghebbende direct bij de gemeente onder opgave van de kosten van schildermateriaal en het doek en het overleggen van zijn bankafschriften waarop de bijschrijving van het genoemde bedrag is te zien onder vermelding van ‘olieverfschilderij “De armoedval” ’. Belanghebbende overlegt een totaal van € 385,70 aan bonnen voor materialen waarbij een onderscheid is gemaakt naar de materialen die hij voor de productie nodig had en welke materialen nog deels voor zijn hobby kunnen worden gebruikt. Belanghebbende geeft op dat hij uit verkoop van het schilderij een inkomen van € 4.500,00 minus € 385,70 zijnde € 4.114,30 bruto heeft ontvangen.

Inkomen of vermogen

De bijstand kent, op artikel 31 lid 2 onder g Participatiewet na, geen vrijlatingsbepalingen voor verwervingskosten. Dit heeft te maken met het aanvullende karakter van de bijstand. Dat betekent in deze dat voor aftrek van de kosten die zijn gemaakt voor de vervaardiging van het schilderij geen grond is. Dat betekent dat de kosten voor rekening van belanghebbende blijven ondanks het gespecificeerde overzicht dat belanghebbende heeft opgesteld. De opbrengst moet dus volledig in aanmerking worden genomen. Nu belanghebbende inspanningen heeft moeten verrichten om het schilderij te maken kan worden gesproken van inkomsten in verband met arbeid.

Inkomen moet worden toegerekend naar de maand waarin het verworven is, daarin zit een probleem als belanghebbende niet meer precies weet wanneer hij is begonnen met schilderen en hoeveel tijd hij hieraan heeft besteed. Gelukkig kan uit de gegevens en verklaring die belanghebbende in deze heeft afgegeven worden herleid dat het schilderij in mei 2017 vervaardigd kan zijn en in juni 2017 is verkocht. Het bedrag van € 4.500,00 moet als inkomen netto worden toegerekend aan de maanden mei en juni van 2017. Eventuele correcties met af te dragen belastingen kunnen pas na afloop van het kalenderjaar bij de belastingaanslag worden beoordeeld.

Inkomen moet worden toegerekend naar de maand waarin het verworven is, daarin zit een probleem ………

Nu belanghebbende slechts € 986,52 per maand aan bijstand ontvangt, resteert een bedrag van € 4.500,00 minus 2 maal de bijstandsnorm € 2.526,96. Dit resterende bedrag moet bij het vermogen van belanghebbende worden opgeteld. Dit laatste is het geval omdat belanghebbende feitelijk niet meer aan de voorwaarden voor bijstandsverlening voldoet door de hoge inkomsten.

Conclusie

Een dure hobby kan voor de bijstandsgerechtigde wat opleveren al drukt het oliedoek wel op de omvang van de bijstandsuitkering en mag belanghebbende de kosten niet aftrekken. Zeker bij incidentele opbrengsten die hoger zijn dan de toepasselijke bijstandsnorm kunnen deze zowel inkomen als vermogen zijn. Dan hebben we natuurlijk geen aandacht besteed aan de op geld waardeerbare arbeid waar ook bij hobbymatige activiteiten nogal eens sprake kan zijn, voor nu houden we het erop dat het slechts een Eendags-Picasso is.