Op 4 augustus 2017 is een internetconsultatie opengesteld over een nieuwe vorm van geschilbeslechting in het sociaal domein: integrale geschilbeslechting. Een daartoe strekkend conceptwetsvoorstel tot aanpassing van de Awb is in de afrondende fase, maar op het moment van schrijven nog niet openbaar. Bij de internetconsultatie is wel een advies van prof. mr. M. Scheltema bijgevoegd waarin de eerste contouren van het wetsvoorstel zichtbaar worden. De hoofdlijnen van dit advies kunt u hier vinden. Met dit opiniestuk wil ik een aantal vragen opwerpen die het voorstel bij ons oproept.

In de vorige zin schrijf ik ‘ons’, omdat ik dit opiniestuk samen met collega’s uit de vakredacties van Wmo, Jeugd en Schuldhulpverlening heb geschreven; een werkelijk integrale benadering van het sociale domein.[1] De reden daarvoor is dat ik mij afvroeg wat de beschreven problematiek nu eigenlijk met de Participatiewet te maken had, ergo: wat is voor de bijstand het nut en de noodzaak van dit wetsvoorstel?

Noodzakelijkheid van integrale geschilbeslechting

Scheltema stelt dat de decentralisatie van het sociaal domein een nieuwe invulling geeft aan de verhouding tussen burger en overheid. Uitgangspunt is dat eerst bekeken wordt wat de burger zelf kan (organiseren binnen zijn sociale netwerk) om zijn zelfredzaamheid en participatie te vergroten. Dat maakt volgens Scheltema een integrale benadering noodzakelijk. Deze nieuwe verhouding overheid-burger zien we volgens mij echter vooral terug in de uitganspunten van de Wmo en de Jeugdwet (waarbij die laatste overigens gek genoeg vooralsnog wordt uitgezonderd van de plannen) en niet in de Participatiewet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Het is dan ook bijzonder dat met deze argumentatie een andere vorm van geschilbeslechting voor de Participatiewet en de gemeentelijke schuldhulpverlening wordt gerechtvaardigd. Vanuit het oogpunt van de Participatiewet bekeken zie ik de noodzaak tot een ingrijpende algemene herziening van de bestuursrechtelijke rechtsbescherming in ieder geval niet direct.

Bestaat er eigenlijk wel een probleem?

Een van de belangrijkste redenen voor het wetsvoorstel ligt besloten in de opvatting dat de rechtsbescherming uitsluitend betrekking heeft op een bepaald besluit, en niet op de voorbereiding en de uitvoering daarvan. In de jurisprudentie rondom de Wmo 2015 en de Jeugdwet volgt een gegrondverklaring in veruit de meeste gevallen juist omdat er fouten in de voorbereiding zijn gemaakt. Deze stelling van de adviescommissie verbaast ons dan ook.

Als argument voor het wetsvoorstel wordt vooral aangehaald dat de huidige jurisprudentie en het stelsel van rechtsbescherming in de Awb concretisering vragen in de besluiten van de gemeente. Dat zou maatwerk in de weg staan.

Het is nog maar de vraag of deze nieuwe procedure voor de Wmo 2015 is te rechtvaardigen, laat staan voor het gehele sociaal domein.

Daarmee zijn we aangekomen bij  een belangrijke tekortkoming in de analyse van Scheltema. De Wmo zelf dwingt namelijk al tot maatwerk en concretisering door de gemeente. Door de geschillenbeslechting, het sluitstuk van de procedure, aan te passen worden de geschetste problemen niet opgelost. De beschreven werkwijze loopt namelijk op andere punten alsnog spaak. Denk daarbij aan het bepalen van de eigen bijdrage en het vaststellen van een persoonsgebonden budget. De door Scheltema geschetste uitvoering past, in andere woorden, niet binnen de Wmo 2015. Indien de huidige beleids- en uitvoeringspraktijk de gewenste manier van werken is, zal juist allereerst de Wmo 2015 zelf aangepast moeten worden.

Conclusie

Met het advies van Scheltema wordt een algehele herziening van de rechtsbescherming in het sociaal domein voorgesteld, terwijl de beschreven problematiek vooral betrekking lijkt te hebben op de Wmo 2015. Het is nog maar de vraag of de aannames en stellingen uit het advies deze stelselherziening van de rechtsbescherming voor de Wmo 2015 rechtvaardigen, laat staan voor het gehele sociaal domein. Het moge duidelijk zijn dat dit voorstel de nodige vraagtekens bij ons oproept. Daarom kan ik u melden dat Schulinck integraal deel zal nemen aan de internetconsultatie. Ik kan uit dit alles slechts één harde conclusie trekken, en dat is dat een en ander wordt vervolgd.