In de praktijk komt het geregeld voor dat een bewindvoerder middels bijzondere bijstandsverlening de beheerskosten van een pgb vergoed wenst te krijgen. De CRvB heeft onlangs geoordeeld dat de noodzakelijkheid voor het verlenen van bijzondere bijstand voor deze kosten niet per definitie gegeven is. Hieruit volgt dat het college in tegenstelling tot andere bewindvoeringskosten niet altijd hoeft over te gaan tot het verlenen van bijzondere bijstand voor de vergoeding van het beheer van een pgb aan een bewindvoerder indien het bewind is uitgesproken door de kantonrechter. Tot slot stip ik kort aan waarom ik mij afvraag of de kosten zich voordoen in het kader van bijzondere bijstand. Met dit opiniestuk wil ik de praktijk een kader bieden voor de beoordeling van zulke aanvragen.

In dit stuk staat het beheer pgb door een bewindvoerder centraal. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het openen en onderhouden van een bankrekening op naam van de budgethouder en het aangaan van contracten met zorgaanbieders. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat het college bij een aanvraag voor bijzondere bijstand de noodzaak van deze kosten in principe moet aannemen als de kantonrechter beschermingsbewind heeft ingesteld en de kosten daarvan heeft vastgesteld. In de periode voor de te behandelen uitspraak was het verdedigbaar dat het beheer van het pgb was vervlochten met het bewind dat is uitgesproken over de goederen en vermogensbestanddelen van belanghebbende, waardoor de noodzakelijkheid voor de beheerskosten meeliftte op de noodzakelijkheid van de bewindvoering. De CRvB gaat hier in CRvB 21 mei 2015, nr. 13/2586 WWB echter anders mee om.

Noodzakelijkheid
In CRvB 21 mei 2015, nr. 13/2586 WWB heeft de CRvB (Centrale Raad van Beroep, de hoogste rechter op het gebied van de bijstand) de mogelijkheid geopend om de noodzakelijkheid tot bijstandsverlening voor de beheerskosten van een pgb aan een bewindvoerder langs een andere weg te bepalen. Het college kan namelijk beoordelen of de bewindvoeringskosten voor het beheer van een pgb  voorkomen hadden kunnen worden door te kiezen voor zorg in natura in plaats van zorg middels een pgb. De gevolgen van de keuzevrijheid die een belanghebbende heeft bij zorg in de AWBZ dienen volgens de CRvB niet te worden afgewenteld op de bijstand. In deze uitspraak betrof het overigens AWBZ-zorg. Zowel de AWBZ (thans: Wlz) als Wmo (thans: Wmo 2015) zijn per 1 januari 2015 ingrijpend gewijzigd, maar dit hoeft het geregelde in de aangehaalde uitspraak mijns inziens niet altijd in de weg te staan. De inhoudelijke wijzigingen in deze wetten zijn immers niet van zodanige aard dat het geregelde in de aangehaalde uitspraak niet meer van toepassing kan zijn, terwijl de noodzakelijkheidstoets in de bijzondere bijstand ook nog steeds dezelfde is.

De beoordeling van de aanvraag om bijzondere bijstand door het college is sterk afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het is van belang of er sprake is van een specifiek, concreet keuzemoment waarin belanghebbende heeft gekozen voor zorg middels een pgb, terwijl zorg in natura ook mogelijk was. Als dat het geval is kan het college mijns inziens hieraan de conclusie verbinden om de beheerskosten van de bewindvoerder niet te vergoeden. Ik wil daarbij benadrukken dat deze uitspraak er volgens mij niet toe leidt dat het college per definitie niet meer  gehouden is om over te gaan tot het verlenen van bijzondere bijstand. De noodzakelijkheid voor bijzondere bijstandsverlening voor de vergoeding aan een bewindvoerder voor de beheerskosten van een pgb is volgens mij wel aan de orde als een bijstandsgerechtigde is aangewezen op zorg in de vorm van een pgb.

Voorgaande kan overigens tot gevolg hebben dat een college enerzijds zorg middels een pgb verstrekt aan belanghebbende in het kader van de uitvoering van de Wmo, en dat hetzelfde college anderzijds om precies die reden geen bijzondere bijstand verleend aan belanghebbende. Dit merkwaardige effect brengt met zich mee dat er een grote verantwoordelijkheid in de voorlichting van het college aan belanghebbende bestaat over de eventuele gevolgen van de keuze van zorg middels een pgb.

Doen de kosten zich voor?
Voordat de noodzakelijkheidsvraag aan de orde is in de bijzondere bijstand dient er eerst bevestigd te worden dat de kosten zich voordoen. Daar kunnen vraagtekens bij worden gezet nu de SVB op grond van de wet per 1 januari 2015 belangrijke taken van het beheer van een pgb uitvoert welke is verleend in het kader van de Wmo en Wlz. Ik vraag mij af of de taken die overblijven voor een bewindvoerder de extra beloning voor het beheer van een pgb rechtvaardigen. Enerzijds kan gesteld worden dat er nog taken overblijven, zoals bijvoorbeeld het sluiten van contracten met zorgaanbieders. Anderzijds kan men zich afvragen of deze overgebleven taken niet onder de reguliere taken van een bewindvoerder kunnen worden geschaard. Ik ben benieuwd naar de ontwikkelingen op dit gebied.

Ik hoop de lezer met dit opiniestuk een wegwijzer te hebben aangereikt op de complexe wegenkaart die deze materie belichaamt.