In 2008 is een start gemaakt met het gefaseerd verwijderen van de Bouwverordening uit het Omgevingsrecht. Eerst is in 2006 de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO) veranderd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) door publicatie in het Staatsblad (Stb. 2006, nr. 566). Vervolgens is op 26 juni 2008 het Koninklijk Besluit gepubliceerd dat bepaalt dat de nieuwe Wro in werking treedt op 1 juli 2008 (Stb. 2008, nr. 227). Dat de bouwverordening op termijn zou vervallen is volstrekt logisch. Met invoering van de Wro geldt immers voor het gehele gemeentelijke grondgebied de verplichting om een bestemmingsplan of een beheersverordening vast te stellen. Daarmee kan de mogelijkheid van artikel 8 lid 5 Woningwet om aanvullend aan een bestemmingsplan stedenbouwkundige voorschriften in de bouwverordening op te nemen, vervallen.

In 2012 is met de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 de tweede fase van de afschaffing van de Bouwverordening ingeluid. Het doel van het Bouwbesluit 2012 was het duidelijkheid scheppen in de bouwregelgeving die versnipperd over allerlei regelingen verspreid was. Hier beperk ik mij even tot het noemen van het Bouwbesluit 2003, het Gebruiksbesluit, het Besluit aanvullende regels veiligheid wegtunnels en de gemeentelijke Bouwverordeningen. In het Bouwbesluit 2012 zijn diverse regels opgenomen die voor inwerkintreding van het Bouwbesluit 2012 deel uitmaakten van de Bouwverordening. Met het opnemen van die regels en de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 is het aantal onderwerpen van de bouwverordening gehalveerd. Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 heeft ook een wijziging van de Woningwet plaatsgevonden (Stb. 2009, nr. 324) waardoor de opsomming van onderwerpen die geregeld mogen worden in de bouwverordening beperkt werd tot: stedenbouwkundige bepalingen, voorschriften inzake het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem en procedurele welstandsvoorschriften.

De daadwerkelijke intrekking van artikel 8 lid 5 Woningwet werd telkens uitgesteld. Uiteindelijk werd het lot van de stedenbouwkundige bepalingen bezegeld in de «Reparatiewet BZK 2014» (Stb. 2014, nr. 458). Met deze reparatiewet is aan de Woningwet artikel 133 toegevoegd. In dit artikel is bepaald dat per 1 juli 2018 artikel 8 lid 5 Woningwet vervalt en daarmee is aan elke bouwverordening de rechtsgrond onttrokken.

Het einde van de bouwverordening komt niet als donderslag bij heldere hemel. Sinds 2008, de invoering van de Wro, heeft men kunnen anticiperen op het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen van de bouwverordening. De betreffende bepalingen kon men opnemen in de nieuwe bestemmingsplannen of beheersverordeningen. Het is bekend dat dit niet overal gebeurd is en waar dat nog niet gebeurd is, is het uiteraard de vraag of men op tijd zal zijn. Vele witte vlekken zijn in 2013 ontstaan toen bestemmingsplannen die op het laatste moment werden vastgesteld ter vervanging van een hoofdzakenplan, werden vernietigd bij uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State. Deze “laatste-moment-gemeenten” zaten zonder nieuw bestemmingsplan op die locaties waardoor ze moesten terugvallen op het vigerende hoofdzakenplan. Dat hoofdzakenplan verviel ook en bleef een witte vlek over. Toen was de bouwverordening als vangnet bijzonder welkom.

Per 1 juli 2018 vervalt artikel 8 lid 5 Woningwet en daarmee is aan elke bouwverordening de rechtsgrond onttrokken.

Gemeenten die de stedenbouwkundige bepalingen nog niet hebben opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen of beheersverordeningen en witte vlekken hebben, kunnen wellicht een probleem krijgen per 1 juli 2018. Voor deze gemeenten wordt de volgende oplossing gezien. Neem allereerst een voorbereidingsbesluit op grond van artikel 3.7 Wro. Dit voorbereidingsbesluit kan het gehele gemeentelijke grondgebied betreffen. Elke bouwaanvraag waarvoor geen grond is deze te weigeren wordt op grond van artikel 3.3 lid 1 onder a Wabo aangehouden. Voor elke bouwaanvraag die niet binnen een witte vlek valt, kan de aanhouding op grond van artikel 3.3 lid 3 Wabo doorbroken worden. Die doorbreking kan natuurlijk enkel indien ook daadwerkelijk een bestemmingsplan in voorbereiding is. Dit bestemmingsplan betreft dan een parapluplan dat het gehele gemeentelijke grondgebied betreft. In dit parapluplan kunnen de stedenbouwkundige bepalingen opgenomen worden die met de bouwverordening zullen vervallen. Het is natuurlijk wel zaak om voortvarend te werk te gaan en dat parapluplan al voor te bereiden. Er is immers het theoretische risico dat het parapluplan niet in werking is getreden voordat het voorbereidingsbesluit eindigt. Als dat gebeurt, dan wordt het vangnet pas echt gemist.