Veel gemeenten zijn in deze vakantieperiode druk aan de slag met de verordeningen Wmo 2015 en Jeugd. Allebei nieuwe wetten, maar met name jeugd is natuurlijk een heel nieuw domein. Half april is een modelverordening jeugdhulp verschenen vanuit de VNG. Een aantal onderdelen van deze modelverordening verdienen naar mijn mening extra aandacht. In deze bijdrage wil ik daar graag even bij stilstaan.

Besluitvorming

De VNG-modelverordening lijkt op onderdelen sterk te sturen op een informele werkwijze. Daarmee bedoel ik het verlenen van jeugdhulp zonder dat daar besluitvorming aan ten grondslag wordt gelegd. Zo geeft het model bijvoorbeeld aan dat het juridisch niet noodzakelijk is een beschikking af te geven bij jeugdhulp die tot stand komt na verwijzing door de (huis)arts. Gemeenten zouden ervoor kunnen kiezen slechts een besluit af te geven als cliënten daarom verzoeken. In het kader van de rechtsbescherming plaats ik hier toch wel wat vraagtekens bij. Voor cliënten moet duidelijk zijn waar ze wel of geen aanspraak op kunnen maken. Bovendien moet helder zijn dat zo nodig de gang naar de rechter open staat. Door dit pas op expliciet verzoek in een besluit vast te leggen, kan onduidelijkheid ontstaan bij belanghebbenden en is de mogelijkheid tot rechtsbescherming pas na een omweg toegankelijk.

Aanvraagprocedure

Voor de inrichting van de intakeprocedure zoekt de modelverordening aansluiting bij de procedure zoals die geregeld is in de nieuwe Wmo 2015. Belanghebbende moet zich dan eerst melden alvorens hij een formele aanvraag kan indienen. Deze procedure wijkt af van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die alleen een aanvraag kent. Anders dan de Wmo 2015, biedt de Jeugdwet zelf echter geen grondslag voor deze afwijkende werkwijze. Het is dan ook zeer de vraag of het wel is toegestaan bij verordening een andere intakeprocedure te regelen. Bij de totstandkoming van de Wmo 2015 toonde de Raad voor de Rechtspraak zich al zeer kritisch over deze werkwijze. De Raad gaf aan zich niet in deze procedure te kunnen vinden, omdat het leidt tot onduidelijkheid en een verminderde rechtsbescherming van de zorgzoekende. Er kan verwarring ontstaan over wanneer het nog gaat om een melding en wanneer om een aanvraag. Gemeenten moeten er in ieder geval rekening mee houden dat een rechter bij twijfel een melding al snel zal kwalificeren als aanvraag.

Beslissen zonder aanvraag en de minderjarige belanghebbende

Een laatste punt dat opvalt is dat de modelverordening geen bepaling bevat over situaties waarin jeugdigen of ouders de noodzaak van hulp niet inzien, terwijl deze wel hard nodig is. De huidige Wet op de jeugdzorg kent een bepaling waarbij Bureau Jeugdzorg de bevoegdheid krijgt in een aantal met name genoemde gevallen ook zonder een (volledige) aanvraag een besluit af te geven. Bovendien hebben minderjarigen in veel situaties toestemming van hun ouders (althans wettelijke vertegenwoordiger) nodig om een aanvraag te kunnen indienen. Ook dat is in de huidige Wet op de jeugdzorg geregeld (zie artikel 7 Wet op de Jeugdzorg). Ik denk dat het zinvol is als gemeenten een dergelijke bepaling ook opnemen in hun verordening jeugdhulp.

De modelverordening in zijn geheel bekeken geeft de indruk dat soms voorbijgegaan wordt aan de specifieke kenmerken van de doelgroep van de jeugdwet: jeugdigen en ouders met opgroei- en opvoedingsproblemen. Jeugdigen en ouders die het bovendien niet altijd met elkaar eens zijn of de noodzaak van hulp niet inzien. Het gaat om een fundamenteel andere doelgroep die op onderdelen een heel andere aanpak vergt dan de voor gemeenten al bekende doelgroepen zoals zoals Wmo-cliënten of uitkeringsgerechtigden. Voor gemeenten is het nieuw, maar er zijn natuurlijk genoeg partijen die hier wel heel veel ervaring mee hebben, zoals de Bureaus Jeugdzorg of bepaalde jeugdhulpaanbieders. Sluit aan bij deze partijen en gebruik die kennis. Het wiel hoeft immers niet altijd opnieuw uitgevonden te worden.