Een moeder komt bij de gemeente met een hulpvraag voor haar kind. De gemeente doet onderzoek en komt tot de conclusie dat de jeugdige een behandeling van een kinderpsycholoog nodig heeft. De moeder is zelf gediplomeerd kinderpsycholoog en haar praktijk is in dat kader ook door andere gemeenten gecontracteerd. De moeder vraagt de gemeente een persoonsgebonden budget (pgb) toe te kennen waarmee zij haar kind de noodzakelijke behandeling wil bieden. Gemeenten vinden het vaak niet wenselijk om hiervoor een pgb te verstrekken. Ze zoeken alleen nog naar de onderbouwing om zo’n aanvraag af te wijzen. In deze opinie probeer ik deze zoektocht voor gemeenten te laten eindigen. 

Wettelijk kader pgb

In het kader van de Jeugdwet hoeft de gemeente alleen een pgb te verstrekken als (artikel 8.1.1 lid 2 Jeugdwet):

  • de jeugdige/de ouders (eventueel met hulp van derden) voldoende in staat zijn de pgb-taken uit te voeren
  • gemotiveerd wordt dat het natura-aanbod niet passend is
  • de hulp die wordt ingekocht van goede kwaliteit is.

In deze casus speelt vooral de voorwaarde van kwaliteit een bijzondere rol.

Voorwaarde van kwaliteit

De kwaliteit van een behandeling die door een ouder wordt geboden aan zijn eigen kind is naar mijn mening namelijk nooit passend en toereikend voor dat kind. Dat klinkt misschien vreemd, want hoe weet ik op voorhand dat de kwaliteit van de behandeling die de moeder uit het voorbeeld biedt niet in passend is? En de moeder is als kinderpsycholoog ingekocht door andere gemeenten. Blijkt daar niet juist uit dat ze wel goede hulp biedt?

Als we kijken naar het gegeven dat de moeder het relevante diploma heeft en voor gemeenten ook hulp biedt aan andere kinderen lijkt het inderdaad onlogisch om de aanvraag om het pgb af te wijzen, omdat de kwaliteit niet toereikend is. Toch is dat juist de conclusie die de gemeente naar mijn mening zou moeten trekken. Behandeling (jeugd-ggz) is een vorm van jeugdhulp die – naar zijn aard – alleen door professionals kan worden geboden. Dit betekent niet alleen dat gewerkt moet worden volgens bepaalde methoden en de betreffende professional de noodzakelijke diploma’s heeft, maar ook dat de professional objectief en onafhankelijk kan handelen.

Dit objectief oordeelsvermogen wordt altijd beïnvloed door de persoonlijke relatie die een ouder met zijn kind heeft. Juist daarom is ook in beroepscodes opgenomen dat professionele en niet-professionele rollen niet zodanig met elkaar mogen vermengen dat de professional daardoor niet meer in staat is een professionele afstand tot de betrokkene te bewaren. Of dat de belangen van de betrokkene daardoor worden geschaad.

Deze afstand zal er niet zijn als een ouder zijn eigen kind behandelt. Hoe goed die ouder ook in zijn werk is, zijn beoordelingsvermogen zal ten aanzien van zijn eigen kind nooit volledig objectief kunnen zijn. Dat betekent dat – gelet op het gebrek aan objectiviteit en onafhankelijkheid – de kwaliteit van de behandeling die een ouder zijn kind biedt, dus altijd ontoereikend zal zijn. Hierdoor wordt niet voldaan aan de voorwaarden die in de Jeugdwet worden gesteld aan toekenning van het pgb en moet de aanvraag om het pgb worden afgewezen. Dit betekent overigens niet dat de taak van de gemeente daarmee eindigt. Als de jeugdige wel jeugdhulp nodig heeft, moet dit ook geboden worden. Ouders kunnen dan een andere (professionele) hulpverlener inkopen via het pgb, of hulp vanuit het gecontracteerde aanbod van de gemeente accepteren.

De kwaliteit van een behandeling door een ouder aan zijn eigen kind is niet toereikend

Uitsluiten in beleid

Ik zou zelfs nog een stap verder willen gaan en adviseren om in het gemeentelijke beleid in algemene zin uit te sluiten dat een pgb wordt toegekend voor behandeling die door een ouder wordt geboden.

Hoewel de staatssecretaris van mening is dat een gemeente een pgb in algemene zin niet mag uitsluiten voor een bepaalde vorm van jeugdhulp, pleit ik daar ten aanzien van behandeling die zou worden verleend door de ouder van het kind dus juist wel voor. Naar mijn mening biedt de wet die ruimte ook. In artikel 8.1.1 lid 3 Jeugdwet wordt de gemeente namelijk de mogelijkheid geboden om te bepalen wanneer een pgb kan worden verstrekt als daarmee een persoon uit het sociaal netwerk wordt ingekocht. Zoals hiervoor beschreven kan behandeling (gelet op de aard van die hulp) alleen door een professional worden geboden. Een ouder is door zijn relatie met zijn kind, ongeacht zijn diploma’s en werkervaring, nooit in staat om die vereiste professionaliteit te bieden. Ik pleit er dan ook voor om in de verordening op te nemen dat een pgb waarmee een ouder wordt ingekocht, niet wordt verstrekt voor behandeling van de jeugdige. Dit geldt overigens niet voor andere vormen van jeugdhulp, zoals bijvoorbeeld persoonlijke verzorging en begeleiding.