Relatief geruisloos heeft de Eerste Kamer op 11 maart het wetsvoorstel herziening maatregelen van kinderbescherming als hamerstuk afgedaan. Daarmee is de Wet herziening maatregelen van kinderbescherming een feit en eindigt een jarenlang en complex wetgevingsproces, waarin de maatregel van opgroeiondersteuning uiteindelijk sneuvelde.

In grote lijnen kan gesteld worden dat de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen het jeugdrecht wijzigt, terwijl de Jeugdwet de structuur van het jeugdstelsel aanpast. Voor goed begrip van de aankomende situatie in de jeugdbescherming is kennis van beide wetten van belang en in deze bijdrage belicht ik daarom de herziene kinderbeschermingsmaatregelen.

Gewijzigde ondertoezichtstelling

Voor ondertoezichtstelling moet een kind straks zodanig opgroeien dat zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de noodzakelijke zorg niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Tot zover niet veel nieuws. Nieuw is wel de voorwaarde dat de verwachting gerechtvaardigd moet zijn dat ouders binnen een voor het kind aanvaardbaar te achten termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat zijn te dragen. Deze voorwaarde is opmerkelijk omdat deze ertoe dwingt af te wegen of in plaats van de ondertoezichtstelling de gezagsbeëindiging de meest passende maatregel is.

Wijzigingen die verband houden met de ondertoezichtstelling

Voor gemeenten en gecertificeerde instellingen ontstaat de mogelijkheid om de Raad voor de Kinderbescherming te dwingen het oordeel van de kinderrechter te vragen, als de Raad voor de Kinderbescherming na onderzoek heeft besloten geen ondertoezichtstelling te verzoeken.

De kinderrechter krijgt de bevoegdheid om ambtshalve eveneens de andere kinderen onder toezicht te stellen als een verzoek tot ondertoezichtstelling niet alle kinderen in een gezin betreft. Voorwaarde is uiteraard wel dat is voldaan aan de gronden voor ondertoezichtstelling. Verder kan de kinderrechter bij de verlening van een machtiging uithuisplaatsing op verzoek bepalen dat het gezag van ouders gedeeltelijk door gezinsvoogd wordt uitgeoefend, wat betreft aanmelding op school, toestemming voor medische behandeling of aanvraag van een verblijfsvergunning.

Er komt daarnaast een nieuw blokkaderecht; de gezinsvoogd kan straks niet meer zonder toestemming van de kinderrechter de verblijfplaats wijzigen van een kind dat meer dan 1 jaar in het kader van ondertoezichtstelling in een pleeggezin verblijft. Ten slotte wordt voorzien in een geschillenprocedure bij de kinderrechter over de uitvoering van de ondertoezichtstelling.

Gezagsbeëindigende maatregel

Ontheffing en ontzetting verdwijnen en maken plaats voor de gezagsbeëindigende maatregel. Grond voor deze maatregel is in de eerste plaats dat het kind zodanig opgroeit dat zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding in staat is te dragen binnen een voor het kind aanvaardbaar te achten termijn. In de tweede plaats is misbruik van gezag grond voor de gezagsbeëindigende maatregel.

Voorwaarde voor gezagsbeëindiging is dus niet dat het kind bepaalde tijd onder toezicht heeft gestaan, waar dat nu voor de meest gebruikte grond voor gedwongen ontheffing wel het geval is. Mogelijk zal dit leiden tot meer en eerdere gezagsbeëindigingen dan nu het geval is.

Uitstel van verplicht netwerkberaad

Onderdeel van de wet zijn ook de toetsende taak voogdij en het verplicht netwerkberaad bij aanvang van de ondertoezichtstelling, maar de invoering daarvan wordt nog uitgesteld. Reden voor het uitstellen van het verplicht netwerkberaad is dat het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) verzocht is onderzoek te verrichten naar de effectiviteit van netwerkberaad in de jeugdbescherming. Opvallend, want de Jeugdwet schrijft bij de uitvoering van jeugdhulp al wel voor dat als eerste de mogelijkheid wordt geboden om een familiegroepsplan op te stellen.

Inwerkingtreding voorzien voor 1 januari 2015

Net als bij Jeugdwet is inwerkingtreding voorzien voor 1 januari 2015. Het ziet er dus naar uit dat per 1 januari aanstaande niet alleen het jeugdstelsel op de schop gaat, maar ook de kinderbeschermingmaatregelen. Hoewel niet alle onderdelen van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen per 1 januari 2015 in werking zullen treden, kan toch rustig de conclusie worden getrokken dat het jeugdrecht dan aanzienlijk verandert. Het is daarom voor alle bij jeugdbescherming betrokken partijen van belang om in de aanloop naar 1 januari 2015 goed nota te nemen van de gevolgen van de wet en er rekening mee te houden bij het maken van nieuwe samenwerkingsafspraken.