Kan begeleiding van een jeugdige bij het spelen van golf jeugdhulp zijn? Ja, zo valt af te leiden uit een recente uitspraak van de Rechtbank Overijssel. Het is een van de eerste gepubliceerde uitspraken over het verlenen van jeugdhulp op grond van de nieuwe Jeugdwet. De uitspraak bevat interessante overwegingen die gemeenten kunnen helpen bij het goed motiveren van jeugdhulpbesluiten. Niet alleen over de reikwijdte van het begrip jeugdhulp, maar ook over de inzet van het sociaal netwerk en wat van ouders kan worden verwacht in het kader van eigen kracht.

Het ging in deze zaak om een jeugdige van 17 jaar met autisme. Vóór de invoering van de Jeugdwet ontving deze een pgb op grond van de AWBZ voor individuele begeleiding. Omdat de indicatie afliep, vragen de ouders bij het college jeugdhulp aan. De aanvraag bestaat uit een aantal dagdelen groepsbegeleiding, individuele begeleiding door de ouders in de vorm van een pgb (13 uur per week) en individuele begeleiding door opa bij het spelen van golf (bijna 5 uur per week). Het college wijst enkel de groepsbegeleiding toe, het overige wordt afgewezen.

Eigen kracht

De afwijzing van de gevraagde individuele begeleiding is gelegen in het beginsel van de eigen kracht.  De ouders zouden volgens het college voldoende eigen mogelijkheden hebben om de problemen op te lossen. Daar komt bij dat het college in zijn beleid heeft vastgelegd, dat het inhuren van informele hulp, geleverd door ouders en andere familieleden, niet mogelijk is middels een pgb.
De Rechtbank maakt korte metten met deze redenering. Het beleid van het college dat familieleden uitsluit van een pgb, is in strijd met de Jeugdwet. Verder ontbreekt een concrete, op de situatie van de jeugdige toegespitste motivering waaruit blijkt dat de ouders inderdaad in staat zijn zelf alle benodigde hulp te leveren. 

Het opvallende in deze casus was dat uit het onderzoek wel degelijk volgde dat de ouders meer dan gebruikelijke zorg nodig hadden voor de opvoeding van hun kind. Als dat het geval is, moet volgens de rechtbank gekeken worden welk aandeel de ouders hierin ‘redelijkerwijs’ kunnen leveren. Bij het antwoord op die vraag moet het college alle belangen afwegen. De rechtbank noemt een aantal belangen die in ieder geval aan de orde moeten komen bij die belangenafweging. Dat is het belang van ouders te voorzien in een inkomen, de belastbaarheid en draagkracht van ouders en de behoefte en mogelijkheden van de jeugdige en die van de sociale omgeving van de jeugdige en zijn ouders.

Let wel, het gaat hier expliciet om te wegen belangen. Dat (een van) de ouders te maken krijgen met inkomensverlies, betekent niet dat daarom een voorziening zou moeten worden toegekend. Het gaat erom dat je dat eventuele gevolg meeweegt bij je besluitvorming.
Het kader dat de rechtbank hier schetst, is relevant voor een ieder die betrokken is bij de beoordeling van jeugdhulp-aanvragen.  Een goede uitwerking en afweging van deze belangen, leidt tot goed gemotiveerde besluiten. Daar schort het helaas nogal eens aan en dat is jammer. Waar het uiteindelijk om gaat, is dat je als college een goed verhaal hebt.

Is begeleiden bij sport jeugdhulp?

Een andere vraag die aan de orde komt, is of begeleiding bij sportwedstrijden (in dit geval golf) jeugdhulp kan zijn. Het college meent van niet en verwijst daarbij naar de oude AWBZ-regels. Onder de AWBZ kwam dit soort begeleiding niet voor vergoeding in aanmerking. Maar het toetsingskader van de Jeugdwet, is een ander dan dat van de AWBZ. Onder de Jeugdwet is van belang of met deze activiteit deelname aan het maatschappelijk verkeer wordt bevorderd. Of dat een bijdrage wordt geleverd aan het zelfstandig functioneren van de jeugdige. En dat kan heel goed het geval zijn als het gaat om begeleiding bij sport, zo overweegt de Rechtbank.

Dit laatste zullen we naar mijn verwachting nog vaker gaan tegen komen. Bij de vraag of bepaalde zaken als jeugdhulpvoorziening verstrekt kunnen worden, zoeken gemeenten houvast bij de oude toetsingskaders van de AWBZ, de Zorgverzekeringswet en de Wet op de Jeugdzorg. Dat is ook logisch. Met zo’n open resultaatsverlichting als de jeugdhulpplicht, is het voor iedereen zoeken. Toch zullen gemeenten moeten leren dat los  te laten, en de kaders van de Jeugdwet als uitgangspunt te nemen. Dat betekent dat er  activiteiten onder de definitie van jeugdhulp kunnen vallen die onder het oude stelsel niet  voor vergoeding in aanmerking kwamen. Maar dat is ook de bedoeling van de wetgever geweest, met ‘maatwerk’ als sleutelwoord. Een bepaalde activiteit kan in de ene situatie jeugdhulp zijn, omdat het in dat geval leidt tot meer participatie of zelfredzaamheid. Maar in een andere situatie misschien wel niet.

Deze ontwikkeling is vergelijkbaar met die van de Wmo 2007, waarbij gemeenten ook te maken kregen met een open resultaatsverplichting (de compensatieplicht). Hopelijk hebben gemeenten daar lering uitgetrokken. Neem dat mee bij de toepassing van de Jeugdwet.