Bij het verlenen van een persoonsgebonden budget (pgb) voor jeugdhulp, spelen nogal eens vragen over de kwaliteit van de hulp die de jeugdige of ouder wil inkopen. Vooral als men voornemens is de hulp in de kopen bij iemand uit het sociale netwerk. Hoe toetst het college de kwaliteit van de in te kopen hulp? En hoe verhoudt zich dat tot de rol van de inspectie, die ook moet toetsen op kwaliteit? Bovendien blijkt vaak onbekend dat de gemeente nieuwe aanbieders moet melden bij de inspectie. Hoog tijd dus om wat zaken op een rij te zetten.

Kwaliteitseisen in de Jeugdwet en rol van de inspecties

Professionele aanbieders van jeugdhulp (jeugdhulpaanbieders, dit kunnen ook ZZP-ers zijn) mogen alleen jeugdhulp verlenen als ze voldoen aan de kwaliteitseisen die genoemd staan in de Jeugdwet. De hulpverlener moet bijvoorbeeld geregistreerd staan in het Kwaliteitsregister Jeugd (SKJ-registratie) of BIG-register. En hij of zij moet beschikken over een actuele verklaring omtrent gedrag (VOG). Anders dan gemeenten soms denken, is het niet hun taak om te toetsen of de aanbieders aan deze kwaliteitseisen voldoen. Dat is namelijk de taak van de landelijke inspecties (de Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Veiligheid en Justitie). Om ervoor te zorgen dat de inspecties hun taak kunnen uitvoeren, is het van belang dat gemeenten alle nieuwe jeugdhulpaanbieders aanmelden via het Inspectieloket Sociaal Domein en Jeugd. Let wel, dat geldt niet alleen voor de aanbieders die de gemeente contracteert, maar ook voor de aanbieders waarbij jeugdigen of ouders hulp (willen) inkopen met een pgb!

Op de website van het inspectieloket Jeugd kunnen gemeenten opzoeken of de jeugdhulpaanbieder die de jeugdige of ouder wil inkopen al bekend is bij de inspectie. Als de aanbieder nog niet bekend is, moet de gemeente de jeugdhulpaanbieder via een formulier aanmelden. De inspectie zal vervolgens een risicoanalyse maken en beoordeelt of een nader onderzoek nodigt is. Dat doet zij  binnen een daartoe met de gemeente overeengekomen termijn.

Hulpverleners vanuit het sociale netwerk

Een belangrijke uitzondering op bovenstaand verhaal vormen hulpverleners uit het sociale netwerk. Deze hoeven niet bij de inspectie gemeld te worden. Informele hulpverleners hoeven namelijk niet te voldoen aan de kwaliteitseisen uit de Jeugdwet. Dat betekent niet dat er geen enkele toets op kwaliteit plaats vindt. De gemeente (meer specifiek de gemeenteraad) kan namelijk zelf kwaliteitseisen vastleggen in beleid waaraan het college moet toetsen bij het verlenen van een pgb.

Gemeente moet altijd toetsen of de hulp tegemoet komt aan de hulpvraag

Toets op kwaliteit door de gemeente

Los van de vraag om wat voor soort hulpverlener het gaat (formeel of iemand uit het sociaal netwerk), moet de gemeente bij de beoordeling van een pgb altijd toetsen of de betreffende hulp een goede oplossing biedt voor de hulpvraag van de jeugdige. Dat staat los van de kwaliteitseisen die in de Jeugdwet staan. Als de gemeente vindt dat de hulp die de betreffende hulpverlener biedt geen passende oplossing is voor de problematiek van de jeugdige of ouder, kan ze het pgb om die reden afwijzen. Let wel: de jeugdige of ouder komt nog steeds in aanmerking voor de benodigde hulp! Alleen niet bij de hulpverlener die hij of zij zelf voor ogen had.