De Eerste Kamer heeft op 23 april ingestemd met het wetsvoorstel dat de invoering van het abonnementstarief van € 19,- per maand voor Wmo-voorzieningen regelt. Hiermee gaat de invoering definitief door. De Eerste Kamer heeft het voorstel als hamerstuk afgedaan. Ik vind dit opmerkelijk voor een wetsvoorstel waar zoveel kritiek op was van onder meer de Raad van State en vrijwel alle gemeenten. Doordat de eigen bijdrage voor Wmo maatwerkvoorzieningen dit jaar al gemaximeerd is op € 17,50 per 4 weken, zijn nu al de eerste effecten zichtbaar van de aanzuigende werking. In de media verschijnen diverse berichten over gemeenten die te maken hebben met een forse stijging van Wmo-aanvragen. Naar mijn idee een logisch en ook beoogd effect. Toch merk ik aan vragen die aan onze helpdesk worden gesteld, dat gemeenten op zoek zijn naar mogelijkheden om de aanzuigende werking en/of de financiële effecten daarvan te beperken. In deze opinie sta ik stil bij deze (on)mogelijkheden. 

Eigen kracht

De meest voorkomende vraag die wij in dit verband krijgen van gemeenten, gaat over de situatie waarin cliënten al jarenlang zelf huishoudelijke hulp geregeld en bekostigd hebben. Vanwege de lagere eigen bijdrage, kloppen ze nu bij bij de Wmo aan voor de hulp. De vraag is dan of het feit dat de cliënt de hulp blijkbaar ook zelf kan organiseren en betalen, als eigen kracht gezien kan worden en het mogelijk is de aanvraag hierop af te wijzen. Gevoelsmatig snap ik deze vraag. Zeker in situaties waarin overduidelijk is dat de cliënt al ver voor hij beperkingen kreeg huishoudelijke hulp inkocht en het past binnen zijn bestedingspatroon. Als de cliënt behoort tot de doelgroep van de Wmo en ervoor kiest om de hulp niet meer zelf te bekostigen, dan kan de gemeente de aanvraag echter niet afwijzen. Wat precies onder het begrip eigen kracht wordt verstaan blijkt niet uit de wet of de overige parlementaire stukken. Duidelijk is echter wel dat het begrip geen ruimte biedt om rekening te houden met de (financiële) mogelijkheden van de cliënt om de hulp zelf te regelen. Dat de cliënt dit in het verleden wel heeft gedaan, speelt hierbij geen rol. De gemeente mag in het gesprek met financieel draagkrachtige cliënten wel wijzen op de mogelijkheid om de voorziening zelf te financieren. Als de cliënt hier niet voor kiest, houdt het echter op.

Versoberen voorzieningenaanbod

Een vrees die onder meer door de Raad van State, de KBO-PCOB en Per Saldo naar voren is gebracht, is dat gemeenten het voorzieningenaanbod verschralen als zij met de financiële effecten van het abonnementstarief worden geconfronteerd. Als het gaat om de maatwerkvoorzieningen zijn de mogelijkheden hiertoe naar mijn mening niet zo groot. Gemeenten moeten immers voorzieningen blijven bieden die voldoende compenserend zijn voor de beperkingen van cliënten. Als er nog mogelijkheden zijn om binnen dat kader te besparen op de voorzieningen, kan ik me voorstellen dat gemeenten dit doen. Ik verwacht echter dat de meeste gemeenten deze mogelijkheden de afgelopen jaren al benut hebben, mede ingegeven door de tekorten op andere gebieden van het sociaal domein zoals de Jeugdwet. Als gemeenten niet voldoende worden gecompenseerd voor de financiele gevolgen van het abonnementstarief, kan dit natuurlijk wel gevolgen hebben voor het preventieve aanbod en voor andere onderdelen van de gemeentelijke begroting.

Algemene voorzieningen 

Per 2020 vallen ook algemene voorzieningen waarbij een duurzame hulpverleningsrelatie wordt aangegaan onder het abonnementstarief. Door een motie van Tweede Kamerleden Geluk-Poortvliet en Van der Staaij, moet de regering nog verduidelijken wat er precies wordt verstaan onder het begrip ‘duurzame hulpverleningsrelatie’. In de Memorie van Toelichting zijn in elk geval huishoudelijke hulp en begeleiding al als voorbeeld genoemd. Dit zijn, naast woningaanpassingen, de voorzieningen waarvan ik verwacht dat de stijging in aanvragen het grootst is. Dit betekent dat een verschuiving van maatwerkvoorzieningen naar algemene voorzieningen dus ook geen oplossing gaat bieden voor gemeenten om een aanzuigende werking te voorkomen.

De gemeente mag in het gesprek met financieel draagkrachtige cliënten wel wijzen op de mogelijkheid om de voorziening zelf te financieren. Als de cliënt hier niet voor kiest, houdt het echter op.

Zijn er dan helemaal geen ontsnappingsmogelijkheden?

Als er ideeën zijn over hoe gemeenten de aanzuigende werking van het abonnementstarief kunnen beperken, hoor ik ze graag. Zoals ik het zie heeft de gemeente die mogelijkheden echter niet en is het afwachten of de financiële compensatie van het Rijk voldoende zal zijn. Met behulp van een monitor worden de effecten van het abonnemenstarief in beeld gebracht. De Minister van VWS heeft eerder al toegezegd dat hij jaarlijks, aan de hand van de resultaten van de monitor, met onder andere de VNG in gesprek gaat over de effecten van de invoering van het abonnementstarief. Door een motie van het Tweede Kamerlid Hijink c.s. is deze toezegging verder aangescherpt en moet de regering maatregelen treffen als blijkt dat er knelpunten ontstaan bij de uitvoering van het abonnementstarief. Ook is er in het wetsvoorstel al een sturingsmogelijkheid opgenomen om ongewenste effecten terug te dringen. In het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 kunnen er namelijk regels worden gesteld over de beoordeling van het college bij de beslissing tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening. Of er in de toekomst van deze mogelijkheid gebruik gemaakt gaat worden en hoe dit er dan uit gaat zien, is nu echter nog gissen.