Martijn (10) staat onder toezicht van de jeugdbescherming. Tot kortgeleden woonde hij in gemeente A. De jeugdbescherming plaatst hem in een instelling in gemeente B. Gemeente A blijft verantwoordelijk voor Martijns jeugdhulp. Volgens de jeugdbescherming is van belang dat Martijn in gemeente A naar school blijft gaan. Omdat Martijn niet zelfstandig naar zijn oude gemeente kan reizen, is leerlingenvervoer nodig. Gemeente B is verantwoordelijk voor Martijns leerlingenvervoer. Zij denken dat Martijn prima (zelf) naar een school kan in hun gemeente. Moet gemeente B dan toch vervoer toekennen naar de school in gemeente A?

Verantwoordelijke gemeente(n)

Voordat we deze vraag beantwoorden, is het goed om te weten hoe het zit met de verantwoordelijke gemeente(n). Hoe bepaal je wie verantwoordelijk is vanuit de Jeugdwet? Hiervoor kijk je naar het woonplaatsbeginsel. Bij jeugdhulp zonder verblijf is de gemeente verantwoordelijk waar de jeugdige in de Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven. Bij jeugdhulp mét verblijf is de gemeente verantwoordelijk waar de jeugdige in de BRP stond ingeschreven, voorafgaand aan dat verblijf. Daarom is gemeente A nog steeds verantwoordelijk in de casus van Martijn.

Hoe zit het dan met de verantwoordelijke gemeente voor het leerlingenvervoer? Bij leerlingenvervoer is de gemeente waar de jeugdige verblijft verantwoordelijk. De BRP-inschrijving is hierbij niet van belang. In bovenstaande casus verblijft Martijn in de instelling in gemeente B. Die gemeente is dus verantwoordelijk voor het leerlingenvervoer van Martijn.

De (mogelijke) problemen

De verdeling van de verantwoordelijkheid is duidelijk, maar welke problemen kan dat met zich meebrengen? Hiervoor blijven we bij de casus van Martijn. Gemeente B is verantwoordelijk voor het leerlingenvervoer. In de wet en in hun lokale beleid staat dat zij alleen verantwoordelijk zijn voor het vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Ook moet sprake zijn van een minimale afstand naar die school. Volgens gemeente B ligt er een passende school in de buurt van de instelling waar Martijn verblijft. De afstand naar die school is ook nog korter dan de minimale afstand uit het lokale beleid. Zij weigeren daarom het leerlingenvervoer toe te kennen.

Bij de jeugdbescherming en in gemeente A snappen ze er niets van. Voor hen is het duidelijk dat Martijn in gemeente A naar school moet. Bij hem speelt al behoorlijk wat problematiek. Een wisseling van school maakt dit waarschijnlijk nog erger. Om de al ingezette hulp goed te laten verlopen zijn zij van mening dat de huidige school in gemeente A de enige passende school is. Volgens hen moet gemeente B dus alsnog leerlingenvervoer inzetten.

Juridische en praktische kant

Gemeente A en gemeente B vinden allebei een andere school passend. We hebben te maken met twee losse beoordelingskaders, en twee losse beoordelaars. Gemeente A vindt het vanuit jeugdhulpperspectief noodzakelijk dat Martijn in gemeente A naar school blijft gaan. Gemeente B concludeert vanuit het perspectief van het leerlingenververvoer dat de school in hun gemeente (ook) passend is. Juridisch gezien staat gemeente B in haar recht om leerlingenvervoer te weigeren als dat inderdaad hun conclusie is. Gemeente A kan daar weinig tegen doen. Leerlingenvervoer is namelijk geen vorm van jeugdhulp. Het is aan gemeente B om over het vervoer te oordelen.

Hoe nu verder?

Een mogelijke oplossing is om de verantwoordelijkheid voor het leerlingenvervoer en jeugdhulp bij één gemeente te leggen. Dit kan door de wetgeving aan te passen en het woonplaatsbeginsel uit de Jeugdwet te laten gelden voor zowel de jeugdhulp als het leerlingenvervoer. Op die manier is één gemeente verantwoordelijk. Zo kan de verantwoordelijke gemeente makkelijker rekening houden met de totale behoeften van de jeugdige.

Gemeenten moeten samenwerken en niet vasthouden aan regels en procedures

Voor bovenstaande oplossing is echter een wetswijziging nodig, dus een snelle oplossing is het helaas niet. Een snellere optie is om de samenwerking tussen gemeenten te verbeteren. Gemeenten kunnen onderling afspraken maken over het leerlingenvervoer in gevallen waarbij de schoolkeuze invloed kan hebben op de lopende jeugdhulp. Dat kan vooraf, bijvoorbeeld in lokaal beleid. Je kan het echter ook per casus bekijken. In het geval van Martijn is het bij gebrek aan gemaakte afspraken aan te raden dat gemeente A en B met elkaar in gesprek gaan.

Het belang van het kind

Het is vooral van belang dat er in dit soort situaties aandacht blijft voor het belang van het kind. Het is niet de bedoeling dat kinderen de dupe worden van bureaucratische processen en gemeenten die te veel vasthouden aan regels en procedures. Ook de regels en procedures bieden namelijk genoeg mogelijkheden om in het belang van de jeugdige te handelen. Weeg bij het bepalen van de dichtstbijzijnde passende school bijvoorbeeld mee of het wel/niet in het belang van de jeugdige is om van school te wisselen. Of maak op basis van de hardheidsclausule een uitzondering om toch wél leerlingenvervoer toe te kennen.

Het belang van het kind moet in mijn ogen altijd voorop staan en daar moeten gemeenten naar handelen. Door meer aandacht te hebben voor de belangen van het kind en door samen te werken, kunnen we ervoor zorgen dat kinderen de zorg en het vervoer krijgen dat ze nodig hebben.

Meer weten?

Wil je als gemeente op de hoogte blijven van alle actuele ontwikkelingen op het gebied van de Jeugdwet? Neem dan een abonnement op onze Kennisbank Schulinck Jeugdwet. Of volg één van onze Opleidingen Jeugd.