Werken met de Omgevingswet noodzaakt tot begroeting van het omgevingsplan dat ziet op bescherming van de fysieke leefomgeving in brede zin (artikel 1.2 Ow), en tot afscheid van het bestemmingsplan waar het uitsluitend gaat om “een goede ruimtelijke ordening” (artikel 3.1 Wro). Het kan dus geen verbazing wekken dat bestuurders en medewerkers van gemeenten minder trek hebben in het voorbereiden van nieuwe bestemmingsplannen naarmate de inwerkingtreding van de Omgevingswet dichterbij komt. Maar ja, wat doe je als een burger nadrukkelijk – in een brief of een mailbericht – vraagt om ‘toch’ een bestemmingsplan vast te stellen of te wijzigen?

Niet in behandeling nemen is geen optie

De gemeenteraad kan ervoor kiezen om een verzoek tot het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan niet in behandeling te nemen. Gevolg: het verzoek blijft op de plank liggen. Risico: de verzoeker stelt de gemeenteraad in gebreke (artikel 6:12 lid 2 Awb), als voorbode van een beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak tegen het niet tijdig beslissen op zijn verzoek. Zo’n beroep kan leiden tot een rechterlijke opdracht om alsnog een beslissing te nemen, met dwangsommen als stok achter de deur (artikel 8:55d lid 2 Awb). Het niet in behandeling nemen van een verzoek is dus om meer redenen geen aantrekkelijke optie.

De gemeenteraad kan ervoor kiezen om een verzoek tot het vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan niet in behandeling te nemen. Gevolg: het verzoek blijft op de plank liggen. Risico: de verzoeker stelt de gemeenteraad in gebreke.

Voor de goede orde: een bestemmingsplan is een besluit van algemene strekking en geen beschikking. Daarom kan de gemeenteraad niet van rechtswege dwangsommen verbeuren (vgl. artikel 4:17 Awb). Zie bijvoorbeeld ABRvS 4 mei 2010, ECLI:NL:RVS:BM3260.

Buiten behandeling laten is ook geen optie

Biedt het buiten behandeling laten van een verzoek soelaas? In dat geval neemt de gemeenteraad namelijk wel een beslissing, zij het zonder inhoudelijke beoordeling van het verzoek. De gemeenteraad mag zo’n beslissing echter pas nemen als wordt voldaan aan de eisen van artikel 4:5 Awb. Kort gezegd: er moet sprake zijn van een situatie waarin de gemeenteraad niet beschikt over alle gegevens die nodig zijn voor een ‘gewogen’ inhoudelijke beslissing op het verzoek. Bovendien behoort de verzoeker een eerlijke kans te krijgen om het verzuim te herstellen. Zie bijvoorbeeld ABRvS 30 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3189.

De aanstaande inwerkingtreding van de Omgevingswet vormt op zichzelf dus geen geldige reden voor het buiten behandeling laten van een verzoek. Beleidsregels met die strekking staan dan ook op gespannen voet met artikel 4:5 Awb, en kunnen op die grond door de bestuursrechter terzijde worden geschoven. Als dit gebeurt, is het gedaan met de beslissing om het verzoek buiten behandeling te laten. Gevolg: de gemeenteraad moet alsnog een inhoudelijke beslissing op het verzoek nemen, en overgaan tot vergoeding van het betaalde griffierecht en de gemaakte proceskosten aan de verzoeker. Conclusie: het buiten behandeling laten van een aanvraag is een riskante, tijdrovende en – als het tegenzit – kostbare afdoeningswijze.

Afwijzen kan een optie zijn

Er is een methode om een verzoek snel, efficiënt en zonder veel werklast af te handelen op een wijze die de rechterlijke toetsing hoogstwaarschijnlijk overleeft. De gemeenteraad beschikt over beleidsruimte, en kan deze ruimte invullen met behulp van het betoog dat het nu vaststellen of wijzigen van een bestemmingsplan in strijd komt met de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Mogelijke argumentatie ter ondersteuning van dit betoog:

  • de gemeenteraad ontwikkelt een integrale visie over de inrichting van de openbare ruimte;
  • deze visie zal worden neergelegd in het omgevingsplan;
  • toewijzing van een afzonderlijk verzoek om wijziging van het bestemmingsplan voor een (klein) deel van de gemeente leidt tot versnippering van planologisch beleid;
  • zo’n effect vormt een nodeloze belemmering bij het maken van een omgevingsplan.

Hierbij moet de gemeenteraad wel beseffen dat de beslissing tot ‘materiële’ afwijzing van het verzoek binnen acht weken na ontvangst van het verzoek moet worden genomen (artikel 3.9 lid 2 Wro). Dit hoeft geen probleem op te leveren als de gemeenteraad:

  • zo snel mogelijk overgaat tot vaststelling en bekendmaking van een beleidsregel (artikel 4:81 lid 1 Awb) waarin het niet langer vaststellen of wijzigen van bestemmingsplannen tot uitgangspunt wordt verheven; en
  • dit uitgangspunt in de beleidsregel – of de toelichting daarop – deugdelijk onderbouwt.

Een voordeel van die werkwijze is dat de gemeenteraad bij zijn afwijzing als regel kan volstaan met een verwijzing naar de gepubliceerde beleidsregel (artikel 4:82 Awb).

Tegelijkertijd blijft maatwerk mogelijk, indien het volgen van de vaste gedragslijn voor de verzoeker onevenredig zou uitpakken; zie artikel 4:84 Awb. Het kan namelijk gebeuren dat de behoefte aan realisering van een project groter is dan het belang bij voorkoming van ‘planologische versnippering’, zeker als de Omgevingswet pas na 1 januari 2022 in werking zal treden.

Afwijken van het bestemmingsplan: ook een aandachtspunt

Het zojuist bedoelde beleid kan ook worden gevoerd door het college van burgemeester en wethouders, bij het afhandelen van verzoeken om een omgevingsvergunning voor het afwijken van een bestemmingsplan (artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo) met behulp van de uitgebreide procedure (artikel 2.12 lid 1 onder a sub 3 Wabo). Daarmee kan worden voorkomen dat burgers die streven naar de vaststelling of wijziging van een bestemmingsplan, de ‘uitwijkroute’ naar de vergunningaanvraag nemen.

Reacties en vragen?

Reacties op, en vragen over, deze opinie kunt u uiteraard te allen tijde aan mij voorleggen. Met mijn collegae Alphons van den Bergh en Bo Geurts ga ik, samen met u, op zoek naar oplossingen waarmee uw organisatie uit de voeten kan.