De vraag welke gemeente verantwoordelijk is voor het inzetten van jeugdhulp wordt aan de hand van het woonplaatsbeginsel beantwoord. Als gemeenten hier anders tegen aan kijken, kunnen zij naar de geschillencommissie Sociaal Domein. Zij geven dan een advies waar gemeenten zich aan moeten houden. In deze opinie ga ik in op een recent advies van de geschillencommissie. Het gaat hier om de kosten van een moeder- en kindhuis. De geschillencommissie komt (naar mijn mening onterecht) tot de conclusie dat de Jeugdwet dan niet van toepassing is.

De casus

Moeder woont met haar kind in gemeente A (bij oma). Ze is zwanger van haar tweede kind. De relatie met oma verslechtert. Moeder en haar inmiddels 2 kinderen kunnen terecht in een moeder- en kindhuis in gemeente B. Ze schrijven zich daar ook in. Gemeente A en gemeente B zijn het niet eens over wie verantwoordelijk is voor het betalen van het verblijf en de ondersteuning in het moeder- en kindhuis. Ze leggen hun geschil voor aan de geschillencommissie.

Advies geschillencommissie

De geschillencommissie komt tot de conclusie dat zij niet bevoegd is. Volgens de geschillencommissie is de Jeugdwet namelijk niet van toepassing. De zorg in het moeder- en kindhuis is immers toegekend op naam van de moeder en dat kan gelet op haar leeftijd niet. Is dan de Wmo 2015 van toepassing? Volgens de geschillencommissie niet. Daarvoor heeft moeder immers geen aanvraag gedaan. Dus op grond van die wet kan ook niet worden vastgesteld welke gemeente de zorg moet betalen.

In overleg met de betrokken gemeenten brengt de geschillencommissie toch een bindend advies uit. De gemeenten zijn het er immers over eens dat het traject bij het moeder- en kindhuis de meest passende voorziening is. Daarom vindt de geschillencommissie dat gemeente A en B de kosten voor het traject moeten delen.

Ouders kunnen namelijk ook zelf jeugdhulp krijgen

Welke wet is van toepassing?

Volgens de geschillencommissie is de Jeugdwet dus niet van toepassing, omdat de beschikking op naam van de moeder staat. Moeder is ouder dan 23 jaar en (verlengde) jeugdhulp kan maar tot 23 jaar worden ingezet. De geschillencommissie verwijst hierbij naar artikel 1.1 van de Jeugdwet, waarin de definitie van ‘jeugdige’ staat. Hier vergeet de geschillencommissie iets belangrijks. Ouders kunnen namelijk ook zelf jeugdhulp krijgen. Dit staat letterlijk in artikel 2.3 van de Jeugdwet. Hun leeftijd speelt dan uiteraard geen rol.

De begeleiding van moeder in het moeder- en kindhuis ziet op de opvoeding van de kinderen en haar rol als moeder. Het gaat hier dus om een vorm van jeugdhulp die vanuit de Jeugdwet aan ouders geboden kan worden. De beschikking voor die jeugdhulp hoort dan ook juist op naam van moeder afgegeven te worden.

Óók het verblijf van de moeder in het moeder- en kindhuis kan onder de Jeugdwet vallen. Dit kan als het verblijf niet vergoed wordt door de Wmo 2015 of de Wlz. Het verblijf van moeder maakt dan integraal onderdeel uit van de begeleiding die ze daar krijgt. Ik weet niet of in deze casus het verblijf van moeder vanuit een andere wet vergoed kon worden. Maar vast staat wel dat beide gemeenten het erover eens zijn dat het hele pakket aan zorg in het moeder- en kindhuis op grond van de Jeugdwet kon worden afgegeven. Nog een reden voor de geschillencommissie om in dit geval van de Jeugdwet uit te gaan.

Tot slot is het verblijf van de kinderen in het moeder- en kindhuis sowieso jeugdhulp. Dus ook hiervoor geldt de Jeugdwet en daarmee het woonplaatsbeginsel.

Verantwoordelijke gemeente

Welk gemeente is in deze casus dan verantwoordelijk als we wel van de Jeugdwet uitgaan? Voor jeugdhulp aan ouders en kinderen is de gemeente verantwoordelijk waar de jeugdige zijn juridische woonplaats heeft. Moeder heeft het gezag over de kinderen. Dat betekent dat de woonplaats van moeder als afgeleide woonplaats voor de jeugdigen geldt. Moeder is met haar kinderen verhuisd naar het moeder- en kindhuis in gemeente B. Zij zijn daar ook ingeschreven.

Ik ga er vanuit dat moeder niet terug zal keren naar gemeente A, omdat de relatie met oma verslechterd is. Dit maakt in mijn ogen dat gemeente B de woonplaats van moeder is geworden. Volgens de geschillencommissie is het, opmerkelijk genoeg, niet relevant waar de moeder zich uiteindelijk wil vestigen of waar haar sociaal netwerk is. Maar, de Jeugdwet sluit aan bij het begrip ‘woonplaats’ uit het Burgerlijk Wetboek. Hieruit (en uit de jurisprudentie hierover) volgt dat je juist naar alle relevante feiten en omstandigheden kijkt. Waar je, je in de toekomst wil vestigen en waar je sociale netwerk is, zijn dus wel degelijk relevante omstandigheden.

Op basis van het woonplaatsbeginsel (en als we de omstandigheden goed uit het advies afleiden) is gemeente B dus verantwoordelijk voor het inzetten van de noodzakelijke jeugdhulp aan moeder en haar kinderen. En is gemeente B verantwoordelijk voor alle kosten (en niet de helft zoals de geschillencommissie bepaalt).

Bindend advies, wat nu?

Toch is het advies van de geschillencommissie bindend. Dat betekent dat gemeente A en B nu samen de kosten moeten betalen. De gemeenten hebben immers zelf gekozen voor deze bindende alternatieve geschiloplossing.

Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan de rechter worden gevraagd het advies te vernietigen. Het advies moet dan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. De vraag is of dat hier aan de orde is en gemeente A überhaupt tijd en geld in nog een procedure wil steken.

Vanaf 1 januari 2022 geldt een nieuw woonplaatsbeginsel. We zullen hier de komende tijd op deze website en vooral in onze kennisbank veel aandacht aan besteden. Nog geen toegang tot de kennisbank? Raadpleeg dan de mogelijkheden voor een (proef)abonnement!