Er komt de afgelopen jaren erg veel op gemeenten af. Nog los van de huidige buitengewoon lastige omstandigheden als gevolg van de noodmaatregelen tegen verdere verspreiding van het corona-virus, moeten gemeenten zich (blijven) richten op allerlei milieukwesties. Niet alleen staat de invoering van de Omgevingswet op stapel en is op veel plaatsen sprake van stikstofgerelateerde problematiek, ook bestaande wet- en regelgeving blijft de bijzondere aandacht van gemeenten vragen.

Informatieplicht energiebesparing bij bedrijven

Zo verplicht het Activiteitenbesluit milieubeheer sinds 1 juli 2019 veel bedrijven en instellingen om de overheid te informeren over alle energiebesparende maatregelen met een terugverdientijd van 5 jaar of minder die zij gaan uitvoeren: de informatieplicht energiebesparing. Deze geldt voor bedrijven en instellingen (Wet milieubeheer-inrichtingen) die per jaar vanaf 50.000 kWh of 25.000 m3 aardgas of een equivalent daarvan verbruiken. Concreet: winkels, restaurants, kantoren en fabrieken zijn verplicht om de overheid te informeren over de energiebesparingsmaatregelen die zij hebben getroffen. Een lijst van ‘erkende maatregelen’ was al opgenomen in bijlage 10 van de Activiteitenregeling.

Waarom een informatieplicht?

De energiebesparingsplicht op zichzelf, geldend voor ongeveer 100.000 bedrijven, was al wettelijk geregeld. Bovendien waren er in het Energieakkoord van 2013 al afspraken gemaakt over de genoemde erkende maatregellijsten, oprichting van een onafhankelijk expertisecentrum, handhaving en projecten met een energieprestatiekeuring (EPK). Maar bedrijven bespaarden in de praktijk veel minder energie dan was afgesproken. Vaak wisten ze ook niet dat dat moest en ook niet hoe dat moest. Toezicht op de naleving van de energiebesparingsplicht was lastig, omdat de benodigde informatie daarvoor ontbrak. Want hoe moest de gemeente weten wat een bedrijf moet of kan doen?

De Minister heeft de handhaving makkelijker gemaakt door invoering van de informatieplicht. In wezen is de bewijslast namelijk daarmee omgedraaid: niet de overheid, maar de bedrijven moeten nu aangeven dat de wettelijke plicht tot energiebesparing nageleefd wordt. De plicht om energie te besparen bleef dus hetzelfde, maar de uitvoering én handhaving van die plicht is gemakkelijker gemaakt. Er is daarmee:

  1. Een wettelijke informatieplicht voor bedrijven, te handhaven door de gemeente.
  2. Een eenvoudig digitaal systeem, waar bedrijven hun maatregelen in kunnen melden.
  3. Duidelijkheid over de berekening van de terugverdientijd van de maatregelen.
  4. Budget voor extra handhavingsinzet van gemeenten.

Eind 2020 moeten alle bedrijven voldoen aan de energiebesparingsverplichting uit de wet.

Versterkte uitvoering energiebesparings- en informatieplicht (VUE)

Rijkswaterstaat voert een ondersteuningsregeling uit, die speciaal voor gemeenten is ontworpen: er is € 5.000.000,= beschikbaar gesteld om gemeenten (gekwalificeerde) specialistische menskracht te leveren die nodig is voor de handhaving van de hiervoor genoemde regels inzake energiebesparing en informatieplicht. Het gaat onder meer om de voorbereiding en uitvoering van toezicht bij de bedrijven zelf en uitvoering van administratief toezicht. Tussen 17 en 31 januari 2020 konden gemeenten daartoe een aanvraag voor financiële ondersteuning indienen bij Rijkswaterstaat. Het is jammer dat die aanvraag in een periode van slechts twee weken kon worden ingediend.

Handhaving van de informatieplicht

Afdwingen van naleving van de informatieplicht energiebesparing kan bijvoorbeeld door als gemeente aan bedrijven een lastgeving onder dwangsom op te leggen. Dat zal dan neerkomen op een opdracht om de verplichte informatie binnen een bepaalde termijn daadwerkelijk aan te leveren, en als dat dan niet of niet op tijd gebeurt, zal er een dwangsom of misschien zelfs wel een bestuurlijke boete betaald moeten worden.

Energiebesparing in de Omgevingswet

Energiebesparing voor bedrijven en instellingen is geregeld in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en de omgevingsvergunning. Veel blijft hetzelfde, maar natuurlijk verandert er ook wel wat. De energiebesparingsplicht is dan immers niet meer gekoppeld aan inrichtingen, maar aan activiteiten (Bal) en aan gebouwen (Bbl, bijvoorbeeld voor horeca en supermarkten). De lijst van ‘erkende maatregelen’ staat in de Omgevingsregeling. Is een deel van een milieubelastende activiteit vergunningplichtig? Dan gelden de energieregels uit het Bal niet, want dan wordt energiebesparing geregeld via de omgevingsvergunning.

Er zijn activiteiten die momenteel nog landelijk geregeld zijn (bijvoorbeeld horeca) en straks in het Omgevingsplan terecht komen. Energiebesparingsaspecten van die activiteiten staan in de zogenaamde ‘bruidsschat’ en kunnen daarom worden aangepast door gemeenten. Tegelijkertijd blijft de (landelijk geregelde) zorgplicht voor een doelmatig gebruik van energie (doelmatig beheer en onderhoud) bestaan (artikel 2.11 Bal en artikel 2.6 Bbl). Ook blijven maatwerkmogelijkheden bestaan, in de vorm van gefaseerde uitvoering van de maatregelen en een onderzoeksverplichting (artikel 5.16 Bal en artikel 3.86 Bbl).

Voor gemeenten zal het een fikse uitdaging zijn om te bepalen welke regels zij wellicht gewijzigd of zelfs in het geheel niet willen opnemen in hun Omgevingsplan

 

Voor gemeenten zal het een fikse uitdaging zijn om te bepalen welke regels zij wellicht gewijzigd of zelfs in het geheel niet willen opnemen in hun Omgevingsplan. Het is daarnaast misschien wel een gemiste kans te noemen dat de in de Omgevingswet verruimde mogelijkheden voor het opleggen van een bestuurlijke boete niet gelden voor de energiebesparingsregels.

Tenslotte vergt ook en zeker het toezicht op de naleving van nieuwe of gewijzigde regels over energiebesparing en de bijbehorende informatieplicht grondige kennis, inzicht én een goede samenwerking tussen gemeentelijke organisatie en omgevingsdiensten. Ruim voldoende uitdagingen dus nog aan te gaan, gemeenten!