Op mijn laatste opinie van 16 augustus heb ik veel reacties mogen ontvangen. In het stuk ging het over Milan die niet meer naar school kon. Wie heeft de zorgplicht en wie draagt de financiering voor mogelijk vervangend onderwijs voor Milan? Door de casus vooral juridisch te bespreken, is de praktijk onderbelicht gebleven. In deze opinie bespreek ik de problemen waar partijen in de praktijk tegenaan lopen, hoe dit zich verhoudt tot de wettelijke regelgeving en mogelijke oplossingen.

Maar eerst: Hoe zit het juridisch ook alweer?

Welke hulp moet een school inzetten en op grond van welke wet? In de onderwijswetten staat dat scholen een zorgplicht hebben om extra ondersteuning te bieden aan leerlingen in het kader van passend onderwijs. Om welke hulp gaat het dan? Het gaat om hulp op school:

  • bij het behalen van onderwijsdoelen
  • bij het kunnen doorlopen van het onderwijsprogramma

Ook kan er hulp op school nodig zijn die niet ziet op het behalen van leerdoelen. De school is niet verantwoordelijk voor deze zorg op grond van haar zorgplicht. De financiering van deze hulp is gebaseerd op andere wetten, zoals de Jeugdwet, de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet langdurige zorg (Wlz), of de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).

Hoe zit het zoals in de casus van Milan die tijdelijk vervangend onderwijs nodig heeft? Op basis van welke wet kan én moet een partij hulp inzetten? De kernvraag hierbij is waar de ondersteuning primair op gericht is, wel of niet op het volgen van onderwijs. Vervolgens kun je bepalen wie aan zet is. En juist dat is in de praktijk niet altijd duidelijk bij ingewikkelde ondersteuningsbehoeftes.

Er is geen heldere afbakening tussen de zorgplicht van het onderwijs en de zorgplicht van de gemeente

Problemen in de praktijk

Er is geen heldere afbakening tussen de zorgplicht van het onderwijs en de zorgplicht van de gemeente op grond van de Jeugdwet. Dit heeft nog té vaak tot gevolg dat de leerling uiteindelijk een ‘thuiszitter’ wordt: een leerling zonder passende onderwijsplek. Er verstrijken vervolgens vele maanden van onduidelijkheid. De school geeft aan niets (meer) te kunnen doen, waardoor de leerling ergens anders hulp moet zoeken. Vaak komt het er dan op neer dat de gemeente deze hulp biedt op grond van de Jeugdwet. Terwijl de verantwoordelijkheid eigenlijk nog bij de school of het samenwerkingsverband ligt.

Een ander probleem is, dat als een school wel hulp wil bieden (en deze kan financieren), dat niet altijd lukt. In de praktijk blijkt bijvoorbeeld dat een school alleen betalingen kan doen aan een andere ‘onderwijsplek’ met een BRIN nummer. In het voorbeeld van Milan heeft Milan een andere plek nodig om onderwijs te volgen, zonder BRIN nummer. In de praktijk komt het erop neer dat de gemeente dan deze plek betaalt, terwijl de verantwoordelijkheid bij de school hoort te liggen.

Initiatieven overheid

Om de praktijk te helpen heeft de overheid al verschillende initiatieven opgezet. Vanuit de Verbeteraanpak Passend Onderwijs van (voormalig) minister Wiersma is bijvoorbeeld het experiment onderwijszorgarrangementen (oza) gestart. Dit experiment biedt ruimte om af te wijken van wetgeving over bekostiging, onderwijstijd, onderwijsinhoud en onderwijslocatie. Daarbij dragen zowel het onderwijs als de gemeente zorg voor de financiering. Ook zijn er diverse regionale pilots die moeten zorgen voor een betere samenwerking tussen ouders, school en gemeente. Daardoor moet de uitvoering van de zorgplicht uit de onderwijswetten meer werkbaar worden.

Alle (hoofd)initiatieven in dit kader staan genoemd op de pagina van het NJI: Wat speelt er rond onderwijs-zorgarrangementen?

Aanpassing wetgeving

Er is ook nieuwe wetgeving in de maak, zoals de initiatiefwet ‘Verankering van het leerrecht’ van Van Meenen. Dit wetsvoorstel biedt een oplossing voor het probleem van ‘thuiszitters’. Dit wetsvoorstel legt ook de verankering van het leerrecht voor álle kinderen in nationale wetgeving vast. Daarbij vervangt het ‘leerrecht’ de ‘leerplicht’. Het wetsvoorstel is nu nog te ruim geformuleerd, waardoor het huidige wetsvoorstel nog niet is goedgekeurd.

Gedeelde verantwoordelijkheid en samenwerking

Ondanks dat er nog veel onduidelijkheid bestaat, heb ik ook veel positieve geluiden ontvangen over de huidige samenwerkingen tussen scholen, gemeenten en zorgpartijen. Het is belangrijk dat vanaf het begin van het proces waarbij een leerling uitvalt, de ouders, de school, de gemeente en eventueel andere betrokken professionals bij elkaar komen. Zij kunnen dan snel schakelen en bekijken wat de beste manier is om een leerling weer terug te brengen naar regulier onderwijs. Veelgebruikte tools daarbij zijn de Methodische Aanpak Schoolverzuim (MAS) en de aanpak ‘ Meer Aandacht voor Ziekgemelde Leerlingen (MAZL)

Het zou mooi zijn als de afbakening tussen de zorgplicht onderwijs (onderwijswetten) en zorgplicht gemeente (Jeugdwet) wettelijk beter wordt vormgegeven. Voor nu moeten partijen naar mijn mening vooral in gesprek met elkaar blijven en blijven samenwerken. Zo ook in de casus van Milan. Belangrijk is om te bekijken wat het doel is van de in te zetten hulp. Als het doel is, het kunnen volgen van onderwijs, dan is de school aan zet om een passende plek te vinden en te financieren. Dit kan ook de dagbesteding zijn. Daar kan Milan ook andere ondersteuning krijgen, zoals hulp bij traumaverwerking, waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. Dit komt zijn terugkeer naar school uiteraard ook ten goede. Het zou mooi zijn als de school en de gemeente hierover goede afspraken maken en de financiering gezamenlijk oppakken. Zodat Milan zo snel als mogelijk weer terug kan naar het reguliere onderwijs.

Meer weten?

Wilt u als gemeente op de hoogte blijven van alle actuele ontwikkelingen op het gebied van de Jeugdwet? Neem dan een abonnement op onze Kennisbank Schulinck Jeugdwet.  Of volg één van onze Opleidingen Jeugd.