Bij de Tweede Kamer ligt het wetsvoorstel voor (het herinvoeren van) een inkomens- en vermogensafhankelijke bijdrage die verder wordt uitgewerkt in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Het voelt alsof we teruggaan in de tijd. Dit met als doel om de zorg en ondersteuning voor iedereen toegankelijk, betaalbaar en van goede kwaliteit te houden. Maar wat kost zo’n maatwerkvoorziening straks voor cliënten van de Wmo? En hoe kunnen gemeenten zelf bijdragen aan het betaalbaar houden van de ondersteuning voor iedereen?

De planning

Voordat ik inzoom op bovenstaande vragen, ga ik kort in op de planning van het wetsvoorstel. Het idee is dat het wetsvoorstel per 1 januari 2027 in werking treedt. Zelf verwacht ik niet meer dat de streefdatum zal worden gehaald. Het zal niemand zijn ontgaan dat ons kabinet is gevallen. Ik vermoed dan ook dat dit onderwerp niet op de kameragenda komt totdat een nieuw kabinet is aangetreden. Het opleggen van een eigen bijdrage ligt politiek namelijk erg gevoelig. De tijd zal het ons leren. Tot nader bericht vanuit Den Haag is de beoogde datum van inwerkingtreding gewoon nog 1 januari 2027.

De berekening van de eigen bijdrage

Maar wat kost een maatwerkvoorziening straks voor cliënten op basis van het wetsvoorstel? Op dit moment betalen cliënten voor Wmo-ondersteuning een vast bedrag van € 21,- per maand. Alleen in bepaalde situaties is geen eigen bijdrage verschuldigd. Zo betaalt een cliënt bijvoorbeeld geen eigen bijdrage als al een eigen bijdrage op grond van de Wlz verschuldigd is.¹ De eigen bijdrage is straks geen vast bedrag meer, maar wordt gebaseerd op de financiële draagkracht van het huishouden.

De huishoudenstypen

De hoogte van de eigen bijdrage is straks mede afhankelijk van de samenstelling van het huishouden. Zo wordt onderscheid gemaakt tussen eenpersoonshuishoudens en meerpersoonshuishoudens. En wordt gekeken of sprake is van pensioengerechtigheid.

Het inkomen

Voor cliënten met een inkomen tot 135% van het sociaal minimum geldt straks een vast tarief. Namelijk een eigen bijdrage van € 23,60 (2025). Heeft de cliënt een hoger inkomen? Dan is de eigen bijdrage afhankelijk van de hoogte van dat inkomen. Met elke € 100,- inkomen boven de 135%-grens, gaat de eigen bijdrage met € 10,- omhoog. Dit tot een maximale eigen bijdrage van € 328,-.

Hierbij wordt gekeken naar de hoogte van het inkomen van 2 kalenderjaren eerder. Dus voor de eigen bijdrage in 2027 wordt gekeken naar het inkomen in 2025. Een peiljaarverlegging is wel mogelijk. Is het inkomen in 2026 bijvoorbeeld sterk gedaald? Dan kan de cliënt vragen om een lagere eigen bijdrage via een peiljaarverlegging.

Het vermogen

Het vermogen telt ook mee voor het bijdrageplichtig inkomen. Denk bijvoorbeeld aan spaargeld en beleggingen. De overwaarde van het eigen huis telt niet mee.

Bij het vermogen wordt gekeken naar de vermogensgrens voor de huurtoeslag. Van het vermogen boven die vermogensgrens telt 4% mee als inkomen. De vermogensgrenzen zijn in 2025 ongeveer € 37.000 voor eenpersoonshuishoudens en ongeveer € 75.000 voor meerpersoonshuishoudens.²

Als ik kijk naar het bovenstaande dan valt het op dat een hoog vermogen minder impact op de hoogte van de eigen bijdrage heeft dan een hoog inkomen. Zo is de impact vanuit het vermogen slechts 4% boven de vermogensgrens ten opzichte van 10% van het inkomen boven de 135%-grens.

De kosten voor een maatwerkvoorziening voor een Wmo-gebruiker

Maar wat betekent het bovenstaande nu concreet? Wat kost een maatwerkvoorziening straks voor een cliënt? Een aantal voorbeelden.

Voorbeeld 1: Alleenstaande administatief medewerker zonder vermogen

Olof werkt als administratief medewerker. Hij is alleenstaand en heeft in 2025 een maandinkomen van € 2.300,- (inclusief vakantietoeslag). Het vermogen ligt onder de vermogensgrens. Bij een beroep op de Wmo betaalt Olof vanaf 2027 een eigen bijdrage van ongeveer € 43,-.

Voorbeeld 2: Alleenstaande communicatiemedewerker met vermogen

Sara werkt als communicatiemedewerker. Zij is een alleenstaande en heeft in 2025 een maandinkomen van € 3.200,- (inclusief vakantietoeslag). Het vermogen (€ 40.000,-) ligt boven de vermogensgrens. Bij een beroep op de Wmo betaalt Sara vanaf 2027 een eigen bijdrage van ongeveer € 133,-.

Voorbeeld 3: Echtpaar werkzaam als tandarts met vermogen

Svea en Logan zijn werkzaam als tandarts en hebben gezamenlijk een maandinkomen van € 13.000 bruto (inclusief vakantietoeslag). Het vermogen (€ 100.000) ligt boven de vermogensgrens. Bij een beroep op de Wmo betalen Svea en Logan de maximale eigen bijdrage van € 328,- (2025).

Om de hoogte van de eigen bijdrage verder inzichtelijk te maken hebben wij voor onze kennisbank Wmo een rekentool gemaakt. Met deze rekentool kan de gemeente eenvoudig, samen met de cliënt, een inschatting maken van de hoogte van de eigen bijdrage. Dit door het (geschatte) inkomen en vermogen van de cliënt in te vullen.³ Zo kan de cliënt nu al anticiperen op een eventuele hogere eigen bijdrage vanaf 1 januari 2027.

Cliënten moeten kunnen anticiperen op de wijziging in de hoogte van de eigen bijdrage. En in bepaalde situaties moeten cliënten worden ontzien door helemaal geen eigen bijdrage (meer) op te leggen.

Meerkosten van leven met een beperking

Het is bij iedereen denk ik wel bekend dat mensen met een chronische ziekte of beperking extra kosten hebben. Denk bijvoorbeeld aan vervoerskosten, energiekosten, medicijnen en de zorgverzekering. Daardoor hebben zij niet dezelfde financiële ruimte als mensen zonder een beperking en met hetzelfde inkomen. Dit volgt ook uit een eerdere conclusie van het Nibud (2024). Het Nibud heeft voor verschillende voorbeeldhuishoudens het effect van de meerkosten berekend. Een van de resultaten van het onderzoek was dat personen met een beperking nog meer dan anderen moeten puzzelen om de begroting rond te krijgen.

Hoe ziet dit er dan straks uit als mensen met een chronische ziekte of beperking een hoge(re) eigen bijdrage moeten betalen? Samen moeten we voorkomen dat het hebben van een beperking of ziekte onbetaalbaar wordt én dat mensen benodigde ondersteuning mijden vanwege de eigen bijdrage. Ook het Nibud heeft hierover zorgen geuit.

Gelukkig biedt het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 ook vanaf 2027 de mogelijkheid om iemand die financieel in de knel zit te ondersteunen. Gemeenten kunnen in bepaalde situaties personen ontzien en besluiten om de eigen bijdrage juist niet op te leggen.4 Bijvoorbeeld als de Wmo-gebruiker niet beschikt over voldoende betalingscapaciteit. Of als de eigen bijdrage van een cliënt nadelige gevolgen heeft voor de doelstellingen van een integrale dienstverlening of persoonsgerichte aanpak. Denk bijvoorbeeld aan de zorgmijders vanwege de eigen bijdrage.

Schulinck Wmo

Schulinck Wmo is een online kennisbank die gemeenten helpt bij de uitvoering van de Wmo. U vindt er belangrijke wetten, praktijkinformatie én juridische informatie. Daardoor wordt uw werk een stuk eenvoudiger.

Conclusie

Het invoeren van een inkomens- en vermogensafhankelijke eigen bijdrage is nodig om de zorg en ondersteuning voor iedereen toegankelijk, betaalbaar en van goede kwaliteit te houden. Tegelijkertijd heeft deze wijziging voor veel cliënten financieel (grote) gevolgen. Het is dan ook belangrijk dat gemeenten oog houden voor de situatie van de cliënt. Dit door ervoor te zorgen dat cliënten kunnen anticiperen op de wijzigingen in de hoogte van de eigen bijdrage. Maar misschien nog belangrijker: gemeenten mogen in bepaalde situaties personen ontzien en besluiten om de eigen bijdrage niet (meer) op te leggen. Voel als gemeente de vrijheid om waar nodig gebruik te maken van deze mogelijkheid. Zo blijft de ondersteuning daadwerkelijk voor iedereen toegankelijk en betaalbaar.

 

¹ Artikel 3.8 lid 3 onderdeel a Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

² Artikel 3.2a, derde lid, Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 en artikel 9.4 lid 1 onderdeel c van de Wet inkomstenbelasting 2001

³ Let wel op! Onze rekentool is niet bedoeld voor een exacte berekening van de eigen bijdrage. Hiervoor zouden de in te voeren inkomens- en vermogensgegevens tot in detail moeten kloppen, wat erg lastig kan zijn. Ook is het CAK uiteindelijk verantwoordelijk voor het vaststellen van de eigen bijdrage.

4 Artikel 3.8 lid 3 Uitvoeringsbesluit Wmo 2015