Een korte voorgeschiedenis: de uitspraken van augustus 2023
In augustus 2023 deed de CRvB 2 uitspraken over de hoogte van het pgb voor informele zorgverleners in de Wmo 2015. Toen oordeelde de CRvB dat de tarieven tenminste moeten worden gebaseerd op de hoogte periodiek in de cao VVT (de cao voor zorgmedewerkers van verpleeg-, verzorgingshuizen en thuiszorg). Een tarief op basis van het minimumloon was niet langer meer toereikend.
Deze uitspraken maakten een grote impact. Veel gemeenten waren nu 50% meer kwijt aan informele begeleiders, en 25% meer voor informele hulp bij het huishouden. Informele zorgverleners kregen in veel gevallen meer dan professionals die hetzelfde werk deden, omdat de informele zorgverlener meteen de hoogste periodiek kreeg, terwijl de professional 5 of 10 jaar moet werken voor dit tarief.
Een grote impact dus voor de Wmo 2015. Maar geldt dit nu ook voor informele zorgverleners in de Jeugdwet? De rechtbanken beantwoordden die vraag eerst.
De rechtbanken reageren
De rechtbank Limburg was de eerste rechtbank die reageerde, en oordeelde dat de Wmo 2015-uitspraak ook van toepassing is voor de Jeugdwet. Andere rechtbanken[1] oordeelden anders. Zij wezen op verschillen in de wettekst tussen de Jeugdwet en de Wmo 2015. Ook stelden de rechtbanken vast dat uit de wetsgeschiedenis blijkt dat gemeenten bij de uitvoering van de Jeugdwet meer beleidsvrijheid hebben om een lager pgb in te zetten voor niet-professionele jeugdhulpaanbieders.[2]
De uitspraken van 30 september
Het hoge woord van de CRvB kwam op 30 september 2025 in de uitspraken ECLI:NL:CRVB:2025:1276 en ECLI:NL:CRVB:2025:1380.
Inhoudelijk sluit de CRvB aan bij wat de meeste rechtbanken tot nog toe hebben geoordeeld. Voor het sociaal netwerk mag de gemeente bepalen dat het wettelijk minimumloon toereikend is. Deze uitkomst is goed te volgen gelet op wat de meeste rechtbanken ook al hadden vastgesteld.
Wat mij wel heeft verrast is dat de CRvB een stap verder gaat in deze Jeugdwetuitspraak. De CRvB besluit om de eerdere uitspraken van augustus 2023 tegen het licht te houden. De CRvB oordeelt dat in de Wmo 2015 het minimumloon ook volstaat voor het sociale netwerk. Een complete draai dus ten opzichte van een uitspraak die nog maar 2 jaar oud is!
Dit is opvallend omdat de wet of de wetsgeschiedenis van zowel de Jeugdwet als de Wmo 2015 niet is gewijzigd sinds 2023. In de wetsgeschiedenis van beide wetten heeft al die tijd gestaan dat gemeenten een onderscheid mogen maken tussen professionele- en niet-professionele ondersteuners.[3] Dit gaf de CRvB in 2023 geen aanleiding om anders te oordelen. Waarom komt de CRvB nu dan wel tot een andere conclusie?
Een van de argumenten die de CRvB gebruikt was voor mij een nog veel grotere verassing dan de draai zelf. De CRvB ziet aanleiding om de eerdere uitspraken tegen het licht te houden onder meer vanwege een kamerbrief van voormalig staatssecretaris Vicky Maeijer van Langdurige en Maatschappelijke Zorg. In deze brief noemt de staatssecretaris de uitspraken van augustus 2023 “onwenselijk”. Zij acht het dus onwenselijk hoe de CRvB de wet heeft toegepast.
De mening van de staatssecretaris over hoe de wet zou moeten werken is voor de rechter niet meer dan dat: een mening.
Dit ziet de CRvB blijkbaar als voldoende aanleiding om compleet te draaien. Dit is staatsrechtelijk erg vreemd. Om te kunnen uitleggen waarom dit zo vreemd is, maak ik een kleine uitweiding naar de Trias Politica.
Grondslagen van het Staatsrecht: de Trias Politica
De Trias Politica is een fundamenteel onderdeel van onze rechtsstaat. Het zorgt namelijk voor een balans tussen de verschillende ‘machten’ die de rechtsstaat vormgeven. Volgens de Trias Politica zijn er 3 machten die alledrie afzonderlijke taken hebben: de wetgevende macht (de Staten-Generaal) de uitvoerende macht (de regering) en de rechtsprekende macht (alle rechtbanken).
Heel beknopt hebben we in Nederland de volgende machtenscheiding:
- De wetgevende macht: neemt wetten aan en bepaalt daarmee wat de normen zijn.
- De uitvoerende wet: moet de wet uitvoeren als de wet daartoe opdracht geeft. De uitvoerende macht maakt ook wetsvoorstellen die de wetgevende macht in behandeling neemt.
- De rechtsprekende macht: doet uitspraak in individuele gevallen en toetst daarbij de wet, de wetsgeschiedenis en andere geldende normen en rechtsbeginselen.
De staatssecretaris heeft als onderdeel van de uitvoerende macht dus geen directe invloed op hoe de rechter de wet afkomstig van de wetgever moet toetsen. Als de staatssecretaris een uitkomst van een uitspraak ‘onwenselijk’ vindt, dan is het aan hem of haar om wetsvoorstellen te doen bij de wetgevende macht. Pas op het moment dat de wetgevende macht dit voorstel aanneemt, is het aan de rechter om uitspraken te doen op basis van de nieuwe wettelijke normen.
De mening van de staatssecretaris over hoe de wet zou moeten werken is voor de rechter niet meer dan dat: een mening. Het is geen geldige rechtsbron. Het is staatsrechtelijk gezien nogal vreemd dat de brief van de staatssecretaris zo’n doorslaggevende rol heeft gespeeld in de uitspraken van de CRvB.
Let op: tekst loopt door onder afbeelding.
Een dubbel gevoel overheerst
Veel gemeenten zullen opgelucht zijn met deze uitspraak. Ook ikzelf vind dat de uitkomst meer recht doet aan wat de bedoeling is geweest van de wetgever en wat rechtvaardig is in het algemeen voor professionele ondersteuners. Het is namelijk onrechtvaardig geweest dat zij in veel gevallen minder kregen dan het sociaal netwerk.
Toch overheerst bij mij een dubbel gevoel. Inhoudelijk ben ik het eens met de uitspraak, maar het principe van een onafhankelijke rechtspraak houdt in dat de CRvB alleen naar de wet moet kijken, en zich niets moet aantrekken van wat een staatssecretaris ‘onwenselijk’ acht. Dit principe in de Trias Politica is belangrijker dan de uitkomst van deze enkele uitspraak.
Dat de CRvB een doorslaggevende rol aan de brief van de staatssecretaris geeft blijft dus zorgelijk.
Moet het beleid van uw gemeente worden aangepast naar aanleiding van deze uitspraken? En wilt u het nieuwe beleid laten toetsen aan de huidige wet- en regelgeving, rechtspraak en uitvoerbaarheid? Schakel dan de juridisch experts van Wolters Kluwer Schulinck in. Voor meer informatie en een vrijblijvende offerte kunt u contact opnemen met Erik Boersma: erik.boersma@wolterskluwer.com of 077 390 26 44.
[1] ECLI:NL:RBOBR:2025:4604, ECLI:NL:RBZWB:2024:4238 en ECLI:NL:RBNNE:2024:4405
[2] 33684 nr. 3, Memorie van Toelichting Jeugdwet, pagina 152
[3] 33841 nr. 3, Memorie van Toelichting Wmo 2015, pagina 134 en 135