Een zaak over gegevensverwijdering
In de betreffende uitspraak gaat het om een cliënte die door haar huisarts is doorverwezen naar een GGZ-instantie. Na een intakegesprek met een sociaal psychiatrisch verpleegkundige trok zij zich terug. Zij verzocht om verwijdering van haar dossier op grond van artikel 17 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG).
De GGZ-instantie verwijdert vervolgens het volledige dossier, maar behoudt een aantekening dat er een verwijderverzoek is ingediend en uitgevoerd. De cliënte eist dat ook deze aantekening wordt verwijderd. De GGZ-instantie weigert dit. De cliënte verzoekt de AP om in te grijpen, maar de AP geeft de GGZ-instantie gelijk. Het bewaren van de aantekening van verwijdering is toegestaan. Ook de rechtbank en de ABRvS volgen dit standpunt. Dit eindoordeel staat in de uitspraak van de ABRvS van 6 augustus 2025, zie ECLI:NL:RVS:2025:3682.
De hoofdregel en de uitzonderingen van bewaren en verwijderen
Zou je deze uitspraak ook in het sociaal domein kunnen toepassen? Mag een gemeente een aantekening bewaren van het feit dat een dossier is verwijderd? Ook al wil de belanghebbende dit niet?
Gemeenten hebben een bewaarplicht. Die plicht staat in een specifieke wet zoals de Wmo 2015 of de Jeugdwet. Voor bijvoorbeeld de Wmo 2015 geldt dat een dossier tenminste 15 jaar bewaard moet blijven (artikel 5.3.4 Wmo 2015). Is er uiteindelijk geen besluit genomen (bijvoorbeeld na intrekking van de melding)? Dan moet de melding na 6 weken worden verwijderd. Dat staat in de Selectielijst 2020, onderdeel 8.4.1. Is er wel een besluit en doet een belanghebbende een verzoek tot vernietiging van het dossier? Dan hoeft de gemeente de gegevens in een aantal gevallen niet te vernietigen, bijvoorbeeld als:
- een derde een aanmerkelijk belang heeft bij het bewaren van het dossier, of
- een wettelijke bepaling zich hiertegen verzet.
Stel dat een belanghebbende een verzoek doet tot verwijdering van zijn Wmo-dossier. Dat kan op grond van artikel 5.3.5 Wmo 2015. Voor jeugddossiers kan een belanghebbende dit verwijderverzoek doen op grond van artikel 17 AVG. De gemeente ziet geen bezwaren en verwijdert het dossier. De vraag is vervolgens of er een aantekening bewaard mag blijven van het verzoek en de uitvoering van de verwijdering.
De aantekening zelf: Bijzondere persoonsgegevens?
Naar mijn idee moet je eerst de aantekening zelf kwalificeren. In voornoemde uitspraak staat dat deze aantekening ‘an sich’ bijzondere persoonsgegevens bevat. In de uitspraak ging het erom, dat er een dossier van de cliënte bij een GGZ-instantie heeft bestaan. Het gaat dus over gegevens over iemands gezondheid. En als het gaat over iemands gezondheid, dan is dat een bijzonder persoonsgegeven (artikel 9 lid 1 AVG).
Het recht op vergetelheid is niet absoluut
Is dat ook het geval als het gaat om een dossier in het sociaal domein? Voor de Wmo 2015 of de Jeugdwet kun je die vergelijking naar mijn idee wel maken. Ook dan gaat het vaak over iemands welzijn, fysiek of mentaal. Want het dossier bevat vaak medische gegevens. Dit kun je vergelijken met iemand die een gesprek bij een GGZ-instantie heeft gehad. De cliënte had zelfs alleen een intakegesprek gehad en er was geen behandelovereenkomst ondertekend. Ook dan is de aantekening van de verwijdering een bijzonder persoonsgegeven volgens de ABRvS.
Dus als het gaat om een Wmo- of Jeugddossier, kun je naar mijn idee concluderen dat als het gaat om de aantekening van verwijdering, dit ook een bijzonder persoonsgegeven is.
Let op: tekst loopt door onder afbeelding.
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
Wat is vervolgens de afweging om deze aantekening van verwijdering (met bijzondere persoonsgegevens) wel of niet te mogen bewaren? De hoofdregel is dat verwerking van bijzondere persoonsgegevens is verboden, volgens artikel 9 AVG. Maar daar bestaan uitzonderingen op die staan in artikel 9 lid 2 sub a t/m j AVG. Een gemeente mag bijzondere persoonsgegevens wel verwerken als sprake is van een dergelijke uitzondering.
Net als de GGZ-instantie heeft de gemeente de verplichting om verantwoording af te leggen aan bijvoorbeeld de AP. En afhankelijk van welke wet van toepassing is, ook aan andere toezichthouders, zoals de Inspectie gezondheidszorg en jeugd bij de Jeugdwet. De gemeente kan dan artikel 9 lid 2 sub h AVG toepassen in samenhang met artikel 6 eerste lid, aanhef en onder f, van de AVG (gerechtvaardigd belang). Dit om de betreffende aantekening van verwijdering, met bijzondere persoonsgegevens, toch te bewaren.
Conclusie
Hoewel het begrijpelijk is dat een betrokkene ook de aantekening verwijderd wil hebben, kan een minimale gegevensbewaring juridisch noodzakelijk zijn. De aantekening van het verwijderverzoek kan een bijzonder persoonsgegeven zijn, zoals bedoeld in artikel 9 AVG. Dus een dergelijke aantekening mag in beginsel niet worden verwerkt, tenzij er een uitzondering is. En daar was in dit geval sprake van. Vanwege de vergelijkbare situatie in het sociaal domein, in ieder geval voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet, mag een gemeente de aantekening van verwijdering naar mijn mening ook bewaren.
Kortom, in sommige gevallen prevaleert de verplichting van bewaring die een organisatie heeft, boven het individuele recht op gegevenswissing. Een goede balans als je het mij vraagt.