Minister Ollongren van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 12 maart 2021 het integraal financieel beeld van de Omgevingswet aan beide Kamers gestuurd. Zowel de verwachte kosten als de baten van de wet zijn in kaart gebracht. Hierbij gaat het nadrukkelijk om inschattingen. Er zijn dus nog veel onzekerheden. Het geschetste beeld is het startpunt van een financiële monitor: de komende jaren blijven het Rijk en de bestuurlijke partners de financiën monitoren en evalueren.

Voor het integraal financieel beeld is gebruikgemaakt van een groot aantal deelonderzoeken naar de verwachte financiële effecten van de Omgevingswet. Deze inschattingen naar toekomstige effecten bevatten onzekerheden en bandbreedtes. Of de ingeschatte financiële effecten zich ook daadwerkelijk zullen voordoen hangt mede af van keuzes die overheden gaan maken als de wet in werking treedt.

Reeks financiële evaluaties

Het integraal financieel beeld kan als een nulmeting worden gezien. Het vormt het begin van een reeks financiële evaluaties van de Omgevingswet. Snel na de invoering van de Omgevingswet, in 2022, volgt een financiële evaluatie die dieper ingaat op met name de transitiekosten van de overheden. Ook de komende jaren blijven het Rijk en de bestuurlijke partners de financiën monitoren. De financiën worden in 2023 en 2027 nogmaals geëvalueerd. De evaluaties kunnen worden gedaan op basis van cijfers die steeds kleinere bandbreedtes hebben en realistischer zijn.

De bovenstaande afspraken moeten verzekeren dat de overheden er, op basis van de afspraak in het Financieel Akkoord uit 2016, er financieel niet op achteruit gaan door de invoering van de Omgevingswet. Het Rijk en de bestuurlijke partners hebben daarom afgesproken dat de minister en de lokale overheden samen op zoek gaan naar oplossingen, zodra uit een financiële evaluatie blijkt dat de transitiekosten substantieel hoger uitvallen in relatie tot de verwachte baten.

Bestuurlijke reactie in april

De komende weken consulteren de bestuurlijke partners hun achterban over het integraal financieel beeld. Op basis daarvan werken het Rijk en de bestuurlijke partners aan een gezamenlijke bestuurlijke waardering van het financieel beeld. Deze waardering zal de minister in de loop van april aan de Eerste en Tweede Kamer sturen.

Meer informatie