Het kabinet wil dat Nederland richting 2050 minder afval verbrandt. Daarbij is “gedwongen afbouw” van de capaciteit van afvalverbranders een optie. Dat staat in een verklaring die demissionair staatssecretaris Thierry Aartsen (Milieu, VVD), staatssecretaris Eugène Heijnen (Fiscaliteit, BBB) en minister Sophie Hermans (Klimaat, VVD) met de Tweede Kamer hebben gedeeld.
In 2021 konden de twaalf Nederlandse installaties meer dan 6 megaton afval verbranden. In 2050 is er minder afval, waardoor naar schatting nog maar een capaciteit van 3,2 megaton nodig is. De mogelijkheid om afval te verbranden moet zo groot zijn als “uiterst noodzakelijk”, stond in een document waarmee het kabinet begin dit jaar kwam.
De bedoeling is om in 2035 met regels te komen waarmee de overheid vanaf 2040 afvalverbranders gedwongen kan laten inkrimpen. Dat gebeurt alleen als er daadwerkelijk minder afval is, benadrukt het kabinet. “Het is van belang dat de verwerking van Nederlands afval gegarandeerd blijft, ook in het geval van een calamiteit.”
Eerder dit jaar schrapte het kabinet een heffing op plastic. Als alternatief komen honderden miljoenen aan jaarlijkse kosten bij de afvalsector terecht. Dat heeft samen met de plannen om afvalverbranders te beperken geleid tot “onrust en onzekerheid” in de sector, schrijven de drie bewindslieden. Met hun verklaring willen ze afvalbedrijven meer zekerheid geven om te investeren in verduurzaming.
Het kabinet gaat nadenken over manieren om te bepalen welke afvalverbranders overblijven. Daarbij spelen zaken als de locatie van de installatie, het type afval en duurzaamheid mee. De sector mag hierover meepraten.
Ook de extra kosten voor de afvalsector liggen nog niet helemaal vast. Het kabinet wil andere opties in aanloop naar de voorjaarsnota van volgend jaar “serieus in overweging nemen”.