Overheid en bedrijven moeten de gezondheid van omwonenden van industrie beter beschermen. Gezondheid moet volwaardig worden meegenomen bij het maken van beleid en in het toezicht. Ook moet het contact met de omwonenden beter. Het kabinet gaat hiermee aan de slag. Dat schrijft staatssecretaris Vivianne Heijnen (milieu) in een reactie op het rapport ‘Industrie en Omwonenden’ van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV).

De OvV stelt dat het niet vanzelfsprekend is dat de gezondheid van omwonenden voldoende wordt beschermd. En dat  bedrijven nog onvoldoende aandacht hebben voor de gezondheidseffecten van hun productieprocessen op omwonenden. Zowel bedrijven als betrokken overheden zijn aan zet om dat te veranderen. De OvV heeft gekeken naar drie casussen: de omgeving van Tata Steel, Chemours en Asfaltcentrale Nijmegen.

Gezondheid centraal

Het kabinet ziet de noodzaak om actie te ondernemen en gaat hier samen met decentrale overheden, bedrijven en omwonenden mee aan de slag. Uitgangspunt is dat gezondheid altijd volwaardig en ook als sturend principe moet worden meegenomen. Bij het maken van industrie- en milieubeleid, bij het werken aan nieuwe vergunningen en bij het tussentijds aanpassen van bestaande vergunningen. Het kabinet wil bedrijven in Nederland behouden, want de industrie levert producten die we nu en in de toekomst in ons dagelijks leven nodig hebben. Maar deze productie moet dan wel op een duurzame, schone én gezonde manier.

Het kabinet neemt de aanbevelingen van de OvV ter harte en vertaalt deze in een aantal acties, die nader uitgewerkt worden in een actieagenda.

  • We werken toe naar een gezonde leefomgeving in 2050. Dat betekent dat lucht-, bodem- en waterverontreiniging niet schadelijk is voor mens en natuur.  Maar 2050 is nog ver weg. Daarom werken we aan heldere kaders met antwoorden op de vraag hoeveel gezondheidswinst op welk moment moet worden geboekt, op weg naar 2050. Daarvoor moeten keuzes worden gemaakt. Eind dit jaar volgt een actieagenda.
  • Gezondheid moet volwaardig worden meegewogen in de vergunningverlening door overheden, en in het toezicht op het naleven van de vergunningen en het handhaven daarvan. Zo moet bijvoorbeeld beter en regelmatiger gemonitord worden wat de gezondheidseffecten in de omgeving van de industrie zijn. Ook willen we dat vaker gebruik gemaakt gaat worden van tijdelijke of voorwaardelijke vergunningen. Op die manier kunnen voorwaarden gesteld worden aan bedrijven, bijvoorbeeld rondom uitstoot en gezondheid.
  • Daarvoor is meer kennis nodig, ook bij de omgevingsdiensten. Daar gaat het kabinet voor zorgen. Ook komt er een rapid response team dat waar nodig kan ingezet worden. Zo’n team kan bevoegde gezagen snel en adequaat ondersteunen met kennis, onderzoek en capaciteit.
  • De overheid gaat meer en vaker in gesprek met omwonenden van industrie, zoals nu bijvoorbeeld al gebeurt met omwonenden van Tata Steel. Problemen waar zij mee te maken hebben kunnen dan eerder worden opgepakt. Het is van groot belang dat ook de bedrijven hierbij worden betrokken.
  • De verantwoordelijkheid om uitstoot en hinder te beperken en de leefomgeving te verbeteren ligt in de eerste plaats bij de bedrijven. Bedrijven moeten vooruitlopend op mogelijk aanvullend beleid werken aan continue verlaging van emissies en hinder. Hiervoor lopen al verschillende acties vanuit zowel overheden als het bedrijfsleven.
  • Binnen de maatwerkafspraken met grote uitstoters van CO2, wordt waar relevant het verminderen van de impact op de leefomgeving en de gezondheid van omwonenden ook meegenomen. Per ‘maatwerkbedrijf’ wordt specifiek bekeken wat de belangrijkste aandachtspunten hiervoor zijn. Strengere normen op de korte termijn voor lucht- en waterkwaliteit en uitstoot van de industrie zijn het effectiefst als deze overal in de EU gelden, het kabinet zet zich hiervoor in Europa in. Parallel kijkt het kabinet naar nationale stappen als in EU-verband niet voldoende vooruitgang kan worden geboekt.

Heijnen zal de Tweede Kamer voor het einde van dit jaar informeren over de invulling van de actieagenda, de nadere uitwerking van de aanbevelingen en het bijbehorende tijdpad.