Het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) heeft alleen “open vragen” gesteld over de herkomst van een kritisch oordeel van de inspectie die toeziet op de ruimtelijke ordening in haar jaarverslag. Dat die conclusies vervolgens zijn afgezwakt, is niet het gevolg van druk van het ministerie, stelt de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De dienst wijt de aanpassingen aan “onfortuinlijk” schaafwerk van de betrokken medewerkers.

De ILT legt het jaarverslag steevast voor aan het ministerie zodat dat kan nagaan of er misschien onjuistheden in zijn geslopen. Het departement stuitte in het jaarverslag op het kritische rapport over het overhevelen van de ruimtelijke ordening naar gemeenten en provincies en stelde vervolgens een flink aantal vragen. Maar dat waren “informatieve” vragen over de herkomst van het voor het ministerie onbekende rapport, zegt de ILT. De dienst reageert op een bericht in NRC dat de publicatie van het rapport is tegengehouden en de kritiek afgezwakt.

In het jaarverslag van ILT is een positieve passage over ruimtelijke ordening opgenomen dat het onderzoek zou tegenspreken. “Ongelukkigerwijs is een aangepaste tekst in het jaarverslag terechtgekomen die geen juiste weergave van de conclusie geeft”, reageert de Inspectie. In het rapport ‘De borging van de nationale ruimtelijke belangen’, dat nooit is gepubliceerd, trekt ILT juist aan de alarmbel. Sinds het Rijk steeds meer verantwoordelijkheden voor de invulling van de leefruimte bij gemeenten en provincies heeft gelegd, gaat er veel mis. Daardoor zouden zelfs gevaarlijke situaties ontstaan.

Maar de ILT “herkent zich niet” in het beeld dat door NRC zou worden neergezet over het rapport. “Er is door de ILT geen druk ervaren – vanuit BZK of andere departementen – om het document niet te publiceren of het jaarverslag aan te passen.”

De ILT heeft naar eigen zeggen zelf besloten het stuk niet te publiceren, omdat de “meeste onderliggende signalen en rapportages” al eerder waren gepubliceerd. “Ook het ministerie van BZK herkent zich niet in het geschetste beeld”, schrijft minister Stientje van Veldhoven (Milieu en Wonen) aan de Tweede Kamer.