De VNG is van mening dat er enkele broodnodige aanbassingen aan het besluit nodig zijn om de uitvoering van de wet succesvol te maken. Daarnaast is er een goed ingericht implementatieproces nodig. 

Randvoorwaarden

De VNG schrijft in haar brief aan de Eerste Kamer dat er enkele randvoorwaarden nodig zijn om ’tot een goed stelsel en een zorgvuldige implementatie te komen’.

Deze randvoorwaarden zijn: 

  • een heldere vormgeving van de rol van gemeenten
  • nadere invulling van het oplevermoment 
  • om 1 januari 2019 tot uitgangspunt te nemen voor de inwerkingtreding
  • om bestuurlijke afspraken te maken over het implementatietraject
  • monitoren van de kosten en betaalbaarheid van het stelsel
  • dat gevolgklasse 1 niet wordt uitgebreid
  • nadere afbakening van de definitie van ‘Kwaliteitsborger’
  • vastleggen van de positie van de Toelatingsorganisatie in het besluit
  • dat ook de onafhankelijkheid van de Instrumentbeheerder geborgd moet zijn
  • in gezamenlijkheid komen tot een implementatieplan waarvan de kosten cf. de financiële verhoudingswet door het Rijk gedragen worden
  • dat een half jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding in een bestuurlijk overleg tussen Rijk en gemeenten beoordeeld wordt of inwerkingtreding realistisch en verantwoord is

Verder benadrukt de VNG dat het grootste belang is dat er meer helderheid komt over de rol van gemeenten in het nieuwe stelsel bijvoorbeeld door de mogelijkheid te bieden om inhoudelijk te toetsen ten behoeve van hun afweging of gemeenten geen inhoudelijke afwegingsrol meer te geven en standaard interventies voor signalen, handhavingsverzoeken en gereedmeldingen te creeeren. Daarnaast zijn er meer waarborgen gewenst bij het oplevermoment. De inrichting van het oplevermoment met een administratieve melding en eventueel optreden is volgens de VNG onvoldoende omdat de meeste problemen zich juist voordoen bij te late signalering en nietoplevering. Om te late signalering te voorkomen, is het wenselijk dat bij de implementatie extra aandacht wordt besteed aan de nieuwe rolbeschrijvingen en gewenste interacties durende de bouwfase. 

Afspraken

In haar brief doet de VNG het voorstel voor een aantal afspraken over de pilots, invoeringsbegeleiding, monitoring van de kosten, digitalisering en de overgangssituatie. Dankzij de pilots in Den Haag en Rotterdam is er duidelijk geworden dat het voor partijen onduidelijk is van de werking van de wet en hoe de rol van partijen met elkaar is.  Omdat de invoering van de Wet kwaliteitsborging niet op zichzelf staat maar gevolgen heeft voor diverse andere wetgeving dringt de VNG aan ‘op blijvende sturing en overzicht op het geheel aan wijzigingen in het domein bouwen/bouwregelgeving, opdat partijen weten wat er allemaal gebeurt en wat ze te doen staat’. 

Betaalbaarheid

Betaalbaarheid is ook een zorg van de VNG. Het is onduidelijk welke kosten er aan de invoering van de Wet kwalieitsborging kleven.  Het betreft niet alleen de daling van de leges en daarmee de inkomsten van een gemeente maar ook de kosten die de private sector gaan invoeren voor de geleverde diensten. 

Rolbeschrijving 

De borging van de Toelatingsorganisatie ontbreekt in het besluit maar het hoort er volgens de VNG wel in thuis. In haar brief wijst de VNG op een brede afbakening van de ‘kwaliteitsborger’ en wil de VNG volstaan met een rechtspersoon. Aan de instrumentbeheerder worden geen onafhankelijkseisen gesteld en dat is wel een wens van de VNG, juist omdat de instrumentbeheerder toezichthouder is op de kwaliteitsborger. 

Invoeringsdatum 

De VNG maakt zich ook zorgen over de invoeringsdatum van 1 januari 2018. De vereniging stelt dan ook voor om de datum met een jaar te verlaten naar 1 januari 2019 wegens de inversteringen die vele partijen moeten doen om tot de nieuwe situatie te komen.

Het gaat de VNG er vooral om dat duidelijk is dat deze wet er komt en dat die een bijbehorende reële implementatietijd krijgt. Eerdere invoering doet geen recht aan de complexiteit en benodigde werkzaamheden voor de implementatie.