Tussen 2011 en 2014 nam de ongelijkheid in vermogen tussen huishoudens toe. Dit hing sterk samen met de daling van de huizenprijzen tijdens de economische crisis. Bijna zes op de tien huishoudens hebben een eigen woning. Van de huishoudens die deze woning met een hoge hypotheek hebben gefinancierd is het vermogen gevoelig voor de ontwikkeling van de huizenprijzen. De hypotheekschuld (een negatieve component van het vermogen) is veel minder variabel dan de woningwaarde.

Een deel van de huizenbezitters heeft een negatief vermogen, doordat hun hypotheekschuld hoger is dan de woningwaarde. Zij bevinden zich dan ook aan de onderkant van de vermogensladder. Aangezien het eigen huis voor de minder vermogende huizenbezitters het belangrijkste vermogensbestanddeel is, trof de huizencrisis hun vermogen relatief harder dan de rijkeren die vaak ook over andere vermogensbestanddelen beschikken. Doordat de huizenprijzen vanaf 2015 oplopen, neemt de vermogensongelijkheid vanaf dat jaar weer af. De vermogensongelijkheid exclusief eigen woning is in de periode 2011-2017 vrijwel niet veranderd.