De nieuwe inburgeringswet, die per 2022 is ingegaan, werkt nog niet zoals die is bedoeld, ziet ook minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid). Met een aantal Kamerfracties deelt zij de zorgen over knelpunten in de wet, waardoor inburgeringsplichtigen later met hun inburgering beginnen dan bedacht. “Maar we zijn hard aan de slag, ook met gemeenten”, zei Van Gennip in een debat met de Kamer.

“Maar de wet zal zich het komende jaar echt moeten bewijzen”, benadrukt Van Gennip.

In de voorlopers van de Wet inburgering 2021 werden nieuwkomers min of meer “aan hun lot overgelaten”, aldus Van Gennip. Nu zijn gemeenten medeverantwoordelijk voor een snelle inburgering. Met iedere nieuwkomer wordt een persoonlijk plan gemaakt, het Plan Inburgering en Participatie (PIP). Dat moet binnen tien weken zijn opgesteld, waarna de inburgering direct moet beginnen. In de praktijk lukt dat vaak niet binnen die termijn. Onder anderen Anne-Marijke Podt (D66) vraagt zich af of die termijn niet moet worden verlengd. “Gemeenten nemen vaak meer tijd dan die tien weken”, zei Podt.

De laatste tijd ziet Van Gennip een “versnelling” bij gemeenten. In de loop van het jaar moet de doorlooptijd voor dat PIP wel korter dan nu en er moeten meer plannen worden gemaakt, vindt de minister. Daarover gaat ze in gesprek met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Als gemeenten aangeven twaalf in plaats van tien weken nodig te hebben “dan valt daar wel over te praten”. Maar daar wil Van Gennip het dan ook bij laten.

Volgens de VVD en D66 kent de wet ook perverse financiële prikkels voor gemeenten. Inburgeraars worden na een ‘leerbaarheidstoets’ naar een bij hun passende ‘onderwijsroute’ verwezen. De zogeheten zelfredzaamheidsroute (Z-route) is de enige waar geen toets hoeft te worden afgelegd. Gemeenten krijgen dan hun geld als de inburgeraar het verplicht aantal uren aanwezig is geweest. De VVD vreest dat gemeenten uit financiële zekerheid voor die Z-route kiezen, en inburgeraars niet in de goede onderwijsroute terecht komen.

Van Gennip herkent die signalen niet, maar gaat die mogelijke financiële prikkels en de gevolgen daarvan voor het onderwijsniveau van inburgeraars bespreken met de VNG. Eventueel bijsturen daarop wil ze pas later. De minister wil zich nu vooral richten op meer tempo bij de persoonlijke plannen voor nieuwkomers, zodat zij zo snel mogelijk met inburgeren kunnen beginnen.