Meer jeugdigen met psychische problemen hebben hulp nodig en de ernst van de problemen is toegenomen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) constateert dat bestaande knelpunten in hulp aan jeugdigen met psychische problemen onder invloed van de coronacrisis zijn vergroot en verscherpt. Instellingen hebben onvoldoende personeel en geld om aan de complexe hulpvragen te kunnen voldoen. De wachtlijsten worden steeds langer. De afstemming en samenwerking op regionaal niveau is daarnaast onvoldoende.

De vastgestelde problemen zijn complex en vragen om een gezamenlijke aanpak van de rijksoverheid, de gemeenten en aanbieders. Het is belangrijk dat partijen hierin met elkaar samenwerken.

Naast de problemen in de hulp voor jeugdigen die om een acute oplossing vragen, zijn er ook stelselproblemen die vragen om een structurele bovenregionale aanpak.

De IGJ bezocht in januari en februari in 6 regio’s 20 instellingen die werken met jeugdigen en ouders. Dit zijn onder andere jeugd-ggz instellingen, wijk- en jeugdteams, Veilig Thuisorganisaties, de jeugdgezondheidszorg en kinder- en jeugdartsen. De conclusies uit dit toezicht laten een ernstige situatie zien.

Meer ernstige mentale problemen en te weinig passende hulp

De coronacrisis duurt inmiddels een jaar. In het algemeen blijken jeugdigen in Nederland veel veerkracht te hebben. Ze vinden een manier hoe om te gaan met de impact van de coronamaatregelen op hun leven. Maar er is een groeiende groep jeugdigen waarover grote zorgen zijn. Deze jeugdigen zaten voor de coronacrisis al niet goed in hun vel. Hun mentale problemen zijn zo toegenomen dat zij dringend hulp nodig hebben. In de zomer van 2020 signaleerde de inspectie dat problemen bij jeugdigen minder werden gesignaleerd en benoemde het risico dat lichte problematiek kan verergeren. Dan is op een later moment zwaardere hulp nodig. Dit is nu realiteit geworden.

De acute vraag naar hulp bij ernstige problemen is toegenomen. Er is sprake van een toename in aantal en ernst van complexe en chronische problematiek bij jongeren. Dit gaat dan bijvoorbeeld over suïcidaliteit, verslaving, gedragsproblematiek, eetstoornissen en zelfbeschadiging. De inspectie heeft daarnaast zorgen over de toename van jeugdigen onder de 15 jaar die hulp nodig hebben. De verwachting is dat de vraag naar psychische hulp onder jeugdigen de komende tijd verder zal toenemen.

De inspectie constateert een tekort aan specialistische behandelprogramma’s voor deze jeugdigen met ernstige problemen. Al voor de crisis waren er wachtlijsten voor de reguliere jeugd-ggz en de gespecialiseerde jeugd-ggz. Het aantal jeugdigen dat wacht op hulp is fors toegenomen. De ggz-aanbieders kunnen niet al deze jeugdigen opvangen en doorstroming naar de juiste hulp loopt vast.

Praktijk

In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat in een regio de wachttijd voor de specialistische ggz is opgelopen tot een jaar. Bij één instelling staan 700 jeugdigen op de wachtlijst en 1000 in de regio. Bij een andere instelling loopt de  wachttijd op vervolgzorg op van 30 tot 60 weken. Hier gaat het met name om de doorstroom van jeugd-ggz naar volwassen ggz. Eén instelling noemt meer dan 50 wachtenden onder de 18 jaar voor hulp bij een eetstoornis. De inspectie sprak jeugd-ggz-aanbieders die de aanmeldingen voor reguliere zorg stopzetten en alleen nog crisiscontacten hebben. In één regio zijn er jeugdigen die al sinds het najaar van 2020 op een crisisplek verblijven die voor een maximale periode van 28 dagen bestemd is. Bij een instelling is het aantal crisiscontactmomenten in 2020 fors opgelopen van 26 naar 78 per kwartaal.

Gezamenlijke aanpak

De inspectie ziet grote regionale verschillen in hoe gemeenten de jeugd-ggz geregeld hebben. In verschillende regio’s zijn vraag en aanbod uit balans geraakt. Dit kan bijvoorbeeld ontstaan als aanbieders betaald krijgen voor het resultaat. Het is dan aantrekkelijker om laag-complexe zorg te bieden omdat resultaten voor de hulp aan jeugdigen met ernstige problemen onzeker zijn. Hierdoor ontstaat een tekort aan hulp voor complexe problemen. In een aantal regio’s zorgen zogenoemde budgetplafonds ervoor dat instellingen geen cliënten meer op kunnen nemen omdat het geld op is.

De afstemming en samenwerking op regionaal niveau is daarbij onvoldoende. Er is bijvoorbeeld onvoldoende zicht op de (boven)regionale vraag, de beschikbare hulp en de verdeling van budget. Hierdoor kunnen jeugdigen onvoldoende van de ene naar de andere plek in de zorg doorstromen.