Personen die zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel zijn uitgesloten van het recht op algemene en bijzondere bijstand. Onlangs oordeelde Rechtbank Midden-Nederland dat deze uitsluitingsgrond alleen van toepassing is op personen die in Nederland zijn veroordeeld. Dit betekent dat personen die in het buitenland zijn veroordeeld en die zich onttrekken aan die gevangenisstraf wel in aanmerking kunnen komen voor bijstand. Mij lijkt bijstandsverlening in dat geval niet wenselijk.

Rechtbank Midden-Nederland onderbouwt die conclusie met informatie uit de algemene toelichting die hoort bij de tweede nota van wijziging Verzamelwet SZW 2011. Deze nota heeft geleid tot de huidige tekst van artikel 13 lid 1 onderdeel b Participatiewet. Uit de toelichting blijkt dat de wetswijziging ziet op personen die in Nederland veroordeeld zijn voor een misdrijf en zich aan de tenuitvoerlegging van de aan hen opgelegde vrijheidsstaf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekken.

Formulering uitsluitingsgrond: geen expliciet onderscheid

Het onderscheid tussen een persoon die zich aan de tenuitvoerlegging van een Nederlandse vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel of een buitenlandse vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel onttrekt, is niet expliciet terug te vinden in de tekst van artikel 13 lid 1 onderdeel b Participatiewet. Maar in artikel 1 onderdeel h Participatiewet wordt het begrip ‘vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel’ als volgt gedefinieerd: “een bij onherroepelijk geworden vonnis opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel als bedoeld in het Wetboek van Strafrecht”. Uit de verwijzing naar het Wetboek van Strafrecht kan volgens mij worden afgeleid dat het moet gaan om een straf of maatregel die is opgelegd door een Nederlandse rechter. Gelet hierop kan met de rechtbank worden meegegaan in de conclusie dat de uitsluitingsgrond van artikel 13 lid 1 onderdeel b Participatiewet niet van toepassing is op personen die zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een buitenlandse straf.

Feitelijke situatie hetzelfde bij veroordeelden in Nederland en in buitenland

Als argument tegen de conclusie dat de uitsluitingsgrond alleen ziet op Nederlandse veroordelingen kan worden aangevoerd dat de feitelijke situatie hetzelfde blijft, ongeacht of belanghebbende zich onttrekt aan de tenuitvoerlegging van een Nederlandse of buitenlandse straf. In beide gevallen zou namelijk grotendeels in de kosten van het bestaan van een gedetineerde worden voorzien, mits de gedetineerde zich niet onttrekt aan de detentie.

Bij tenuitvoerlegging Nederlandse en buitenlandse straf wordt in bestaanskosten voorzien.

Bijstandsverlening lijkt mij ook dan niet wenselijk, maar of de CRvB in een dergelijke situatie eenzelfde mening zal hebben, moet nog blijken. Ook in het kader van andere socialezekerheidsregelingen waarin dezelfde uitsluitingsgrond is opgenomen, heeft de CRvB zich (nog) niet uitgelaten over deze kwestie.