De VNG gaat met het Rijk en IPO kijken hoe gemeenten op een praktische manier kunnen uitzoeken of de zogenoemde bodemassen onder hun gemeentelijke wegen goed zijn toegepast. Als dit niet goed is gedaan, kunnen verontreinigde materialen uitspoelen naar lagere bodemlagen.

Wat is er aan de hand?

Onder wegen, ook die van gemeenten, worden bodemassen toegepast: datgene wat na verbranding van afval aan as overblijft. Deze reststof wordt gebruikt in de fundering van wegen. Vaak bevat dit materiaal allerlei verontreinigingen die op zich ongevaarlijk zijn voor de mens, maar waarvan het ook niet de bedoeling is dat ze, bijvoorbeeld na een regenbui, uitspoelen naar lagere bodemlagen. Om die reden worden bodemassen dusdanig ingepakt dat uitspoeling niet mogelijk is.

Het inpakken moet gecontroleerd en geregistreerd worden. Dit is bij gemeentelijke toepassingen niet altijd gebeurd. Gevolg hiervan is dat van een deel van de gemeentelijke toepassingen onbekend is of de bodemassen gescheiden zijn van onderliggende bodem, oftewel of het risico van uitspoeling van ongewenste stoffen naar de bodem is weggenomen.

Wat gaat de VNG doen?

De VNG gaat samen met het Rijk en IPO bezien hoe gemeenten alsnog op een praktische manier kunnen vaststellen of de bodemassen onder de wegen waarvoor zij verantwoordelijk zijn, goed zijn toegepast.

Probleem of symptoom?

Wat de VNG betreft, is de situatie rond bodemassen een symptoom van 2 onderliggende problemen:

  • Hergebruik van afvalstromen zou ‘safe by design’ moeten zijn om de beperkte capaciteit voor handhaving en toezicht op bodemtaken zo min mogelijk te belasten.
  • De krappe gemeentelijke budgetten hebben nadelige gevolgen gehad voor de inzet van milieutoezicht en handhaving door Omgevingsdiensten. De situatie rond bodemassen is een voorbeeld van het belang van voldoende toezicht en handhaving: een belang dat gezien PFAS en andere zeer zorgwekkende stoffen nog zal toenemen.