Warmtebedrijven willen hun investeringen in warmtenetten stopzetten. Ze zijn het oneens met het besluit van minister Jetten dat de infrastructuur van warmtenetten voor meer dan 50% eigendom moet zijn van publieke partijen. De VNG vindt dat de warmtebedrijven hiermee de energietransitie op achterstand zetten.

De warmtebedrijven blijven ook in de nieuwe voorstellen een belangrijke partner in de energietransitie en in de warmtenetten. Zonder de benodigde warmtenetten kunnen gemeenten huizen niet van het aardgas halen en blijven de inwoners zitten met een hoge energierekening. Terwijl we juist nu met zijn allen ondervinden hoe belangrijk het is om niet afhankelijk te zijn van aardgas.

Gemeenten willen samenwerken met energiebedrijven

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het aardgasvrij maken van huizen en gebouwen. Zij moeten, samen met inwoners, kunnen kiezen wie de warmtevoorziening organiseert in de wijk en erop toezien dat deze betaalbaar is. We zien daarbij een grote rol voor de warmtebedrijven, alleen in een andere rol dan zij vandaag de dag hebben.

Gemeenten zien de infrastructuren voor elektriciteit, warmte en gas als vitale energie-infrastructuren. Warmte is onlosmakelijk verbonden aan elektriciteit en gas in het integrale energiesysteem. Gemeenten moeten voor elke wijk en elke bewoner een keuze kunnen maken voor dat toekomstige energiesysteem.

Als de nieuwe warmtenetten in private handen zouden komen, moeten gemeenten aan hun inwoners uitleggen dat zij niet kunnen sturen op de aanbieders van de warmte en de hoogte van energierekeningen. De warmtenetten zijn dan immers eigendom van private monopolisten met contracten waar veel gebouweigenaren 30 jaar aan vastzitten.

Maatschappelijk draagvlak voor de partijen die de warmtevoorziening gaan verzorgen, draagt bij aan de benodigde acceptatie. Gemeenten subsidiëren nu meer dan de helft van deze infrastructuur van de warmtebedrijven zonder dat zij daar zeggenschap voor terugkrijgen. De energietransitie vraagt om investeringen van de overheden. Aangezien gemeenten nu de regierol krijgen in de warmtetransitie, willen zij ook beter aan het stuur zitten voor onder andere de borging van publieke belangen.

Bestaande rechten private warmtebedrijven gerespecteerd

In de nieuwe voorstellen is sprake van een zogenoemde ingroeiperiode van 7 jaar. In die periode mogen private partijen na de invoering van de nieuwe Warmtewet nog warmtenetten ontwikkelen en in bezit hebben. Private warmtebedrijven die voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet, of in de ingroeiperiode, een recht hebben verkregen om in een bepaald gebied warmte te realiseren en te exploiteren, behouden dit recht 30 jaar, gerekend vanaf de datum van verkrijging van het recht.

Het overgangsrecht garandeert daarmee dat private warmtebedrijven een redelijke terugverdientijd voor hun investeringen hebben. Daarna vindt een overdracht van de infrastructuur naar een publieke partij tegen marktconforme prijzen plaats. De bestaande rechten van private warmtebedrijven worden daarmee gerespecteerd.