Op 15 juli 2020 is het wetsvoorstel Invoering woonplaatsbeginsel beschermd wonen open gesteld voor internetconsultatie. Het wetsvoorstel regelt dat de herkomstgemeente van de cliënt verantwoordelijk is voor beschermd wonen. Het doel van de wetswijziging is met name om te komen tot een meer gelijke spreiding van beschermd wonen cliënten over de gemeenten, zodat dit aansluit bij het objectieve verdeelmodel dat geleidelijk wordt ingevoerd en gemeenten meer evenredig belast worden als het gaat om beschermd wonen, de woningmarkt, uitkeringen etc. Schulinck heeft een reactie gestuurd naar aanleiding van de internetconsultatie.

Reactie Schulinck

Schulinck ziet een aantal kanttekeningen bij de huidige formulering van het wetsvoorstel en de toelichting daarop:

  • Het cliëntperspectief ontbreekt
    Het wetsvoorstel staat volgens Schulinck op gespannen voet met de oorspronkelijke gedachte dat mensen vrij zijn om zich elders te vestigen. Als cliënten zich bewust in een andere gemeente willen vestigen, bijvoorbeeld omdat ze dichter bij familie willen wonen of daar meer mogelijkheden zien om zich te ontplooien, levert dit mogelijk problemen op als de herkomstgemeente daar geen instelling heeft gecontracteerd.
  • Mogelijk wordt met het wetsvoorstel het doel niet bereikt
    In de toelichting op het wetsvoorstel wordt er vanuit gegaan dat er door de wetswijziging lokaal meer voorzieningen voor beschermd wonen ontstaan. De vraag is of deze aanname terecht is. Gemeenten kunnen immers ook beschermd wonen plekken in andere gemeenten inkopen.

  • De relatie met de ontwikkeling naar een beschermd thuis ontbreekt
    Op basis van de toelichting bij het wetsvoorstel lijkt het doel van de transformatie met name te zijn dat er lokaal meer voorzieningen voor beschermd wonen komen. De vraag is of het wel zo wenselijk is dat er lokaal meer beschermd wonen plekken komen als de visie is dat uiteindelijk minder mensen in een instelling gaan wonen omdat zij thuis de benodigde begeleiding ontvangen. 

Wordt het wetsvoorstel op hoofdlijnen in stand gelaten, dan zijn er nog 2 specifieke punten die Schulinck onder de aandacht wil brengen:

  • De definitie van woonadres
    De definitie van woonadres in dit wetsvoorstel sluit niet helemaal aan op de manier waarop de woonplaats van de cliënt wordt bepaald als het gaat om andere Wmo-voorzieningen.
  • De gemeente die eerder beschermd wonen heeft verstrekt, blijft verantwoordelijk voor een nieuwe verstrekking
    De vraag is of dit gelet op het doel van het wetsvoorstel altijd wenselijk is, bijvoorbeeld als het gaat om cliënten die voor de invoering van de wetswijziging al beschermd wonen en hier langdurig op zijn aangewezen.